Het college stelt dat verzoekster een specifiek beschreven gebruik heeft aangevraagd. Dit gebruik is vervolgens vergund op basis van de onderbouwing van de aanvaardbaarheid daarvan. Gebruik dat niet is beschreven en waarvan de ruimtelijke aanvaardbaarheid niet is onderbouwd, is niet aangevraagd en daarom ook niet vergund. Het college kan daarom handhavend optreden tegen de activiteiten die niet in de ruimtelijke onderbouwing en de daarop gebaseerde vergunning zijn omschreven. Het college wijst daartoe op de uitspraak van de ABRvS van 28 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5794.

Uit de Afdelingsuitspraak volgt dat de omgevingsvergunning alleen geldt voor gebruik dat in de aanvraag is beschreven en waarvan de aanvaardbaarheid is beoordeeld in de ruimtelijke onderbouwing. Overigens is in de verleende vergunning ook aangegeven dat de ruimtelijke onderbouwing daarvan onderdeel uit maakt.
Volgens de rb. is de ruimtelijke onderbouwing, naast het bestemmingsplan, maatgevend voor de nevenactiviteiten die op het bedrijf zijn toegestaan.
Uit de stukken bij de last onder dwangsom en de bijlagen bij het verweerschrift blijkt dat verzoekster buiten de periode van maart tot en met september onder meer de volgende activiteiten aanbiedt: kinderrestaurant, kinderyoga, knutselochtenden, sminken, dineravonden (elke) donderdag, koffie en lunchaanbod, binnenspeeltuin, kerstdiner, sinterklaasintocht kijken op groot scherm, sinterklaasspeurtocht, pompoen uithollen, winterfair, (kinder)feesten en borrels. Verder blijkt uit de stukken dat verzoekster in de periode van maart tot en met september activiteiten organiseert die niet in de ruimtelijke onderbouwing zijn genoemd, waaronder onder meer de lammetjesweek, de boerenmarkt, het boerenpaad, een tuinconcert en een buitenlevenmarkt.
Verzoekster heeft desgevraagd ter zitting aangegeven niet te betwisten dat zij de genoemde activiteiten aanbiedt of organiseert, Daarmee is niet in geschil dat nevenactiviteiten worden aangeboden buiten de in de ruimtelijke onderbouwing aangegeven periode van maart tot en met september. Evenmin is in geschil dat de nevenactiviteiten plaatsvinden met een hogere frequentie dan aangegeven in de ruimtelijke onderbouwing en dat sprake is van een ander soort activiteiten dan in de ruimtelijke onderbouwing zijn genoemd.
Nu de nevenactiviteiten niet overeenkomen met het gebruik dat op basis van de ruimtelijke onderbouwing is vergund in de omgevingsvergunning is sprake van gebruik in strijd met omgevingsplan en daarmee van een overtreding van art. 5.1, lid 1, ander a Omgevingswet, waartegen het college bevoegd is om handhavend op te treden.