In art. 5.24 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is opgenomen dat er vermijdings- en reductieprogramma’s (VRP)moeten worden opgesteld voor zeer zorgwekkende stoffen (ZZS). Deze programma’s bevatten: een overzicht van mogelijkheden om het gebruik van zeer zorgwekkende stoffen te vermijden, als gebruik niet te vermijden is: een overzicht van mogelijkheden en technieken om emissies in de lucht of het water te voorkomen en te beperken, informatie over de bedrijfszekerheid en de kosten van de technieken en informatie over afwenteleffecten.

De rechtbank dat de beslissing van het college om het VRP 2023 definitief vast te stellen geen besluit is als bedoeld in art. 1:3, lid 1 Awb maar een bestuurlijk rechtsoordeel over de uitleg van de informatieverplichting. Die beslissing kan dus ook niet onherroepelijk worden doordat er geen rechtsmiddel tegen is aangewend. Er stond immers geen rechtsmiddel open tegen de vaststelling van het VRP.
De informatieverplichting is in art. 2.4, lid 3 Activiteitenbesluit, in combinatie met artikel 5.24 Bal, opgenomen als een (algemene) regel waaraan degene die ZZS emitteert naar lucht en water moet voldoen. De verplichting om te voldoen volgt dus rechtstreeks uit die besluiten.
Dat het college en vooral [naam] in enige onzekerheid verkeren of het VRP nog kan worden getroffen door een verzoek om handhaving, acht de rechtbank niet onevenredig bezwarend. Daarbij neemt zij in aanmerking dat de opvatting dat de beslissing van het college onherroepelijk wordt, uit een oogpunt van rechtsbescherming voor derden zoals [eiseres] ongewenst is. Die wordt haar bij deze opvatting feitelijk geheel of gedeeltelijk ontnomen omdat zij van de beslissing niet op de hoogte was of kon zijn. Verder is het de keuze van de wetgever geweest om te werken met een VRP-verplichting die niet aan goedkeuring is onderworpen.
Een andere erg relevante overweging v.d. rechtbank voor de praktijk is dat naast de VRP-verplichting de (voortdurende) minimalisatieverplichting voor ZZS geldt. Deze is met de inwerkingtreding van de Omgevingswet opgegaan in art. 2.11 Bal dat een specifieke zorgplicht voor de milieubelastende activiteit bevat.