Verzoeker exploiteert een sportschool in Amstelveen. Op 12 november 2024 heeft het college van Amstelveen een last onder dwangsom opgelegd, strekkende tot beëindiging van het gebruik van het pand als sportschool. Het college stelde zich namelijk op het standpunt dat dit gebruik in strijd was met het bestemmingsplan. Het pand had de bestemming ‘Gemengd-3’, op grond waarvan onder andere dienstverlening was toegestaan. Verzoeker stelde zich op het standpunt dat de sportschool daaronder viel en diende, hangende hoger beroep, een verzoek om een voorlopige voorziening in.
De voorzieningenrechter van de Afdeling wees het verzoek toe. Daartoe werd overwogen dat dienstverlening in de planregels was gedefinieerd als ‘het bedrijfsmatig verlenen van diensten zoals kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en wordt geholpen’. De voorzieningenrechter achtte onvoldoende vaststaand dat bij de sportschool geen sprake zou zijn van het te woord staan en helpen van het publiek. Dat sommige klanten ook zonder contact met de medewerkers gebruik maken van de sportvoorzieningen is daarvoor niet doorslaggevend. Daar stond namelijk tegenover dat ook groepslessen en personal training wordt aangeboden. De afwezigheid van een balie is niet doorslaggevend; in de planregels staat immers ‘al dan niet via een balie’. Gelet op al deze omstandigheden was de voorzieningenrechter er niet van overtuigd dat de bestreden besluiten in de hoofdzaak zouden kunnen standhouden.
Naast de hierboven besproken overwegingen van de voorzieningenrechter van de Afdeling, is bij deze uitspraak ook interessant wat de voorzieningenrechter juist niet bespreekt: het spoedeisend belang. In de (lagere) rechtspraak wordt wel aangenomen dat bij een last onder dwangsom alleen spoedeisend belang bestaat, als de overtreder door verbeuren van de dwangsommen in een acute financiële noodsituatie komt te verkeren, zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RBOVE:2025:1179 en ECLI:NL:RBMNE:2025:1572. Immers, eventueel verbeurde en betaalde dwangsommen kunnen weer worden terugbetaald nadat in de bodemzaak is beslist. De voorzieningenrechter van de Afdeling hanteert echter als criterium dat spoedeisend belang bestaat zolang de maximale dwangsom nog niet is verbeurd; met andere woorden, zolang de last nog niet materieel is uitgewerkt (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2024:3902 en ECLI:NL:RVS:2025:393). In deze zaak wordt aan het spoedeisend belang zelfs geen woord vuil gemaakt. De voorzieningenrechter laat het vooral aankomen op een belangenafweging en daarbij prevaleert het (financiële) belang van de sportschoolhouder boven het belang van het college en omwonenden om het gebruik als sportschool tot een eind te laten komen.