Vergunninghoudster heeft verzocht om een omgevingsvergunning voor het aanleggen en exploiteren van een tijdelijk terras bij de beachclub. De omgevingsvergunning is verleend voor een periode van 3 jaar.

De vergunning omvat de activiteiten bouwen van een bouwwerk (art. 2.1, lid 1, onder a Wabo) en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan (art. 2.1, lid 1, onder c Wabo).
Het college is met toepassing van art. 2.12, lid 1, onder a, onder 2 Wabo in combinatie met art. 4, lid 11, bijlage II Bor afgeweken van wat in de ter plaatse geldende beheersverordening is bepaald.
Het college heeft ervoor gekozen om (de exploitatie van) het terras tijdelijk te vergunnen door toepassing van art. 4, lid 11, bijlage II Bor, de kruimelgevallenregeling. Volgens eisers kan dit niet omdat de oorspronkelijke staat van het strand niet hersteld kan worden na het afbreken van het tijdelijke terras omdat er betonnen constructies zijn gerealiseerd. Om die reden kan er geen sprake zijn van vergunnen op basis van de kruimelgevallenregeling dat immers uitgaat van een vergunning met een tijdelijke looptijd.
De Rb. is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat geen sprake is van een tijdelijk terras en daarmee dat geen bevoegdheid voor het college zou bestaan om de omgevingsvergunning te verlenen door gebruik te maken van de kruimelgevallenregeling. Dat het niet mogelijk zou zijn om het terras volledig af te breken aan het einde van de looptijd van de omgevingsvergunning en daarmee het strand in de oorspronkelijke staat terug te brengen is door eisers namelijk niet onderbouwd. Dit argument van eisers stoelt met name op aannames van eisers.
Noot Y. Schönfeld
Onder de Omgevingswet is de rechtsfiguur van het kruimelgeval verdwenen omdat onder de Ow de hoofdregel is dat alle vergunningaanvragen voor omgevingsplanactiviteiten in principe met de reguliere procedure worden voorbereid (art. 16.62, lid 1 Ow). In art. 16.65 Ow is bepaald in welke uitzonderingsgevallen de uitgebreide procedure (afd. 3.4 Awb) van toepassing is. Dit is nader uitgewerkt in het Omgevingsbesluit (art. 10.24 Ob). Bijvoorbeeld voor aanvragen voor complexe bedrijven.
Omgevingsplanactiviteiten zijn in artikel 10.24 Ob niet aangewezen en worden dus met de reguliere procedure voorbereid. De enige uitzondering hierop is vastgelegd in art. 16.65, lid 4 Ow. Het bevoegd gezag kan afd. 3.4 Awb bij besluit van toepassing verklaren op de voorbereiding van de beslissing op aanvraag om een BOPA. Dit als het gaat om een activiteit die aanzienlijke gevolgen heeft of kan hebben voor de fysieke leefomgeving, en waartegen naar verwachting verschillende belanghebbenden, bedenkingen zullen hebben (art. 16.65, lid 4 Ow).