Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Is verzoek aan gemeenteraad inzake het door B & W niet handhaven op het omgevingsplan een handhavingsverzoek?

De laatste weken blijven er interessante uitspraken komen over de vraag of een verzoek om handhavend op te treden wel kan worden aangemerkt als een handhavingsverzoek en dus een aanvraag in de zin van artikel 1:3, lid 3 Awb (een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen).

1 November 2025

Jurisprudentie – Samenvattingen

Op 29 oktober jl. heb ik een blogartikel hieromtrent geschreven met verwijzingen naar eerdere recente uitspraken ten aanzien van dit leerstuk: https://omgevingsweb.nl/samenvatting/weer-uitspraak-over-of-handhavingsverzoek-concreet-genoeg-was-om-als-zodanig-te-kunnen-worden-aangemerkt/

De rechtbank Limburg heeft op 31 oktober 2025, ECLI:NL:RBLIM:2025:10259, een uitspraak gepubliceerd waarbij de vraag aan de orde was of een aan de gemeenteraad gericht verzoek ten aanzien van het door B & W niet handhaven op het overtreden van het omgevingsplan als een 'aanvraag' kon worden aangemerkt. Het bevoegd gezag voor handhaving van het omgevingsplan is immers het college van B & W.

Uit het verzetschrift volgt dat opposant niet bedoeld heeft opnieuw een handhavingsverzoek in te dienen, maar heeft bedoeld de gemeenteraad te verzoeken gebruik te maken van zijn controlerende rol. Opposant heeft het recht een verzoek in te dienen bij de gemeenteraad waarin hij de raad wijst op diens controlerende taak en verzoekt daar iets mee te doen richting het college, maar tegen de reactie op een dergelijk verzoek of het uitblijven van een reactie kan geen rechtsbescherming worden gevraagd bij de bestuursrechter. Die reactie is namelijk niet gericht op rechtsgevolg en heeft ook geen rechtsgevolg. Het enige gevolg zou zijn dat het college al dan niet in stelling gebracht zou worden om iets te doen en pas die beslissing van het college zou rechtsgevolgen in het leven roepen. Een reactie van de gemeenteraad op het verzoek leidt niet tot een verandering of aantasting van de rechten van opposant of diens buurman. Nu een reactie van de gemeenteraad op het verzoek om het college aan te spreken niet gericht is op rechtsgevolg, is dit geen besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid van de Awb. Van een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, is dan geen sprake omdat het verzoek van opposant – opgevat als verzoek aan de gemeenteraad om de controlerende taak uit te oefenen – geen verzoek is om een besluit te nemen.

Gelet op inhoud van het verzoek heeft de gemeenteraad het verzoek bovendien terecht gekwalificeerd als aanvraag in de zin van 1:3, derde lid van Awb waarop het college dient te beslissen, namelijk als verzoek om een besluit te nemen tot handhavend optreden: opposant heeft de gemeenteraad immers gevraagd het college op te dragen het door de raad vastgestelde bestemmingsplan te handhaven. De bevoegdheid tot handhavend optreden berust (in dit geval) op grond van de wet bij het college en het is de wet die bepaald welk bestuursorgaan het bevoegde gezag is. Het is ook niet aan de gemeenteraad om vast te stellen of sprake is van een overtreding – wat nodig is om een opdracht omtrent handhavend optreden te kunnen geven – maar aan het college. De gemeenteraad heeft het verzoek daarom terecht doorgezonden aan het college. De rechtbank heeft het verzoek ook terecht als zodanig opgevat, gelet op het beroepschrift waarin opposant schreef: “Op (…) is door mij een verzoek aan de gemeenteraad van Nederweert gedaan om te besluiten het college op te dragen bestuursdwang toe te passen”. Dit ziet expliciet op een wens van handhavend optreden (door het college in opdracht van de raad).

Opposant heeft, nadat het college eerder zijn handhavingsverzoek had afgewezen, op 21 augustus 2024 de gemeenteraad verzocht om aan het college van burgemeester en wethouders opdracht te verstrekken om handhavend op te treden tegen bouwactiviteiten van de buurman van opposant. De gemeenteraad heeft dit verzoek op grond van artikel 2:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doorgezonden aan het college ter behandeling als handhavingsverzoek. Het college heeft op 3 december 2024 besloten het handhavingsverzoek (opnieuw) af te wijzen.

Eveneens op 3 december 2024 heeft opposant aan de gemeenteraad een ingebrekestelling verstuurd omdat de gemeenteraad geen besluit heeft genomen op zijn verzoek. Omdat de gemeenteraad daarop vervolgens niet heeft gereageerd, heeft opposant beroep bij de rechtbank ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn verzoek.

Opposant voert in verzet samengevat aan dat sprake is van een geschil tussen hem en de gemeenteraad en dat als gevolg van het dualisme de gemeenteraad diverse rollen heeft, waaronder het controleren van het college. Opposant heeft zich bewust tot de gemeenteraad gewend op grond van het petitierecht van artikel 5 van de Grondwet. Er is geen sprake van een (herhaald) handhavingsverzoek maar van een raadsaangelegenheid. Het college en de rechtbank miskennen de controlerende taak van de gemeenteraad als bedoeld in artikel 169 van de Gemeentewet. Het verzoek van opposant is erop gericht dat de raad het college ter verantwoording moet roepen over het niet handhavend optreden tegen een inbreuk op het door hen vastgestelde bestemmingsplan.

Opposant heeft eerder het college verzocht om handhavend op te treden en dat is geweigerd. In plaats van toen de weg naar de bestuursrechter te bewandelen, heeft opposant ervoor gekozen de gemeenteraad aan te spreken. Dat mag, maar opent niet alsnog de weg naar de bestuursrechter. Dat oordeel motiveert de rechtbank als volgt.

Uit het verzetschrift volgt dat opposant niet bedoeld heeft opnieuw een handhavingsverzoek in te dienen, maar heeft bedoeld de gemeenteraad te verzoeken gebruik te maken van zijn controlerende rol. Opposant heeft het recht een verzoek in te dienen bij de gemeenteraad waarin hij de raad wijst op diens controlerende taak en verzoekt daar iets mee te doen richting het college, maar tegen de reactie op een dergelijk verzoek of het uitblijven van een reactie kan geen rechtsbescherming worden gevraagd bij de bestuursrechter. Die reactie is namelijk niet gericht op rechtsgevolg en heeft ook geen rechtsgevolg. Het enige gevolg zou zijn dat het college al dan niet in stelling gebracht zou worden om iets te doen en pas die beslissing van het college zou rechtsgevolgen in het leven roepen. Een reactie van de gemeenteraad op het verzoek leidt niet tot een verandering of aantasting van de rechten van opposant of diens buurman. Nu een reactie van de gemeenteraad op het verzoek om het college aan te spreken niet gericht is op rechtsgevolg, is dit geen besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid van de Awb. Van een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, is dan geen sprake omdat het verzoek van opposant – opgevat als verzoek aan de gemeenteraad om de controlerende taak uit te oefenen – geen verzoek is om een besluit te nemen. Dat betekent dat het uitblijven van een reactie op dat verzoek niet het niet tijdig nemen van een besluit is, als bedoeld in artikel 6:2, tweede lid, van de Awb. En dat betekent weer dat geen beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter, omdat de regeling in de Awb voor niet tijdig besluiten niet van toepassing is.

Gelet op inhoud van het verzoek heeft de gemeenteraad het verzoek bovendien terecht gekwalificeerd als aanvraag in de zin van 1:3, derde lid van Awb waarop het college dient te beslissen, namelijk als verzoek om een besluit te nemen tot handhavend optreden: opposant heeft de gemeenteraad immers gevraagd het college op te dragen het door de raad vastgestelde bestemmingsplan te handhaven. De bevoegdheid tot handhavend optreden berust (in dit geval) op grond van de wet bij het college (artikel 18.2 van de Omgevingswet, artikel 125 van de Gemeentewet en artikelen 5:4 en 5:32 van de Awb) en het is de wet die bepaald welk bestuursorgaan het bevoegde gezag is. Het is ook niet aan de gemeenteraad om vast te stellen of sprake is van een overtreding – wat nodig is om een opdracht omtrent handhavend optreden te kunnen geven – maar aan het college. De gemeenteraad heeft het verzoek daarom terecht doorgezonden aan het college. De rechtbank heeft het verzoek ook terecht als zodanig opgevat, gelet op het beroepschrift waarin opposant schreef: “Op (…) is door mij een verzoek aan de gemeenteraad van Nederweert gedaan om te besluiten het college op te dragen bestuursdwang toe te passen”. Dit ziet expliciet op een wens van handhavend optreden (door het college in opdracht van de raad). Wat de rechtbank daarover heeft overwogen in de bestreden uitspraak, namelijk dat reeds een beslissing is genomen op het verzoek (voordat opposant het beroep instelde), is dan ook terecht. Opposant heeft er bewust voor gekozen niet dit besluit aan te vechten, maar een verondersteld niet nemen van een besluit door de gemeenteraad.

Kortom, hoe het verzoek ook opgevat wordt – als verzoek tot handhavend optreden of als het verzoek tot het controleren van het college – in beide gevallen is het beroep daartegen niet-ontvankelijk en over dat oordeel bestaat redelijkerwijs geen twijfel. Opposant zal andere wegen moeten bewandelen als hij de raad op zijn controlerende taak wil aanspreken. En als hij rechtsbescherming wil tegen het uitblijven van handhavend optreden, had hij het in dat kader door het bevoegde gezag genomen besluit kunnen aanvechten bij de bestuursrechter.

Artikel delen