In deze zaak staat de vraag centraal of het bezwaar tegen de vaststelling van een kadastrale grens ontvankelijk is en of de bijhouding van de BRK terecht is herroepen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat het bezwaar ontvankelijk is én dat de bijhouding terecht is herroepen.

Appellanten en hun buren kochten in 2015 naastgelegen percelen met voorlopige grenzen. In 2018 werd de grens tussen de percelen definitief vastgesteld via een aanwijs en meting. Dit werd vastgelegd in het relaas van bevindingen en verwerkt in de BRK. Appellanten maakten pas in januari 2021 bezwaar, omdat zij eerder niet op de hoogte waren van de meting. De bewaarder van het Kadaster gaf hen gelijk en herriep de bijhouding. De buren stelden daarop beroep in bij de rechtbank, die vervolgens oordeelde dat appellanten onverschoonbaar te laat bezwaar hadden gemaakt. Hun bezwaar tegen de bijhouding werd niet-ontvankelijk verklaard. Appellanten gingen in hoger beroep.
Hoewel het hoger beroep niet tijdig is ingediend, oordeelt de Afdeling dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is. Appellanten waren pas eind mei 2024 via de bewaarder op de hoogte gesteld van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had de uitspraak niet aan appellanten gestuurd. Aangezien appellanten kort nadat zij op de hoogte waren gesteld in hoger beroep gingen, is de termijnoverschrijding verschoonbaar.
De Afdeling oordeelt dat er in dit geval geen sprake is van een objectiveerbaar moment waarop appellanten op de hoogte hadden kunnen en moeten zijn van een bijhouding, voordat zij hier door de gemeente Apeldoorn eind 2020 op zijn gewezen. Zo heeft de bewaarder heeft te kennen gegeven destijds geen kennisgeving aan appellanten te hebben gestuurd. Ook gaat de Afdeling er verder niet vanuit dat appellanten destijds een uitnodiging voor de aanwijs en meting hebben ontvangen, omdat zij dit hebben ontkend en de bewaarder te kennen heeft gegeven dat hij niet over een bewijs van verzending beschikt. Aldus heeft de rechtbank ten onrechte aangenomen dat appellanten aanzienlijk eerder dan in januari 2021 van de bijhouding op de hoogte konden en moesten zijn. De rechtbank heeft daarom ten onrechte geoordeeld dat de bewaarder het bezwaar van januari 2021 niet-ontvankelijk had moeten verklaren.
De Afdeling volgt het standpunt van de bewaarder dat het opnemen van appellant B als aanwezige bij de aanwijs en meting in het relaas van bevindingen onterecht is gebeurd. Tegelijkertijd hebben appellanten aannemelijk gemaakt dat zij niet aanwezig konden zijn. Op 19 februari 2018 is over de ligging van de grens dus geen overeenstemming tussen belanghebbenden bereikt als bedoeld in artikel 57, derde lid van de Kadasterwet gelezen in samenhang met artikel 14 van het Kadasterbesluit. Dit betekent dat de bewaarder de bijhouding terecht heeft herroepen.
De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep ongegrond. Gelet hierop is dus weer sprake van een herroeping van de bijhouding. De Afdeling gaat er daarom van uit dat de bewaarder de bijhouding die hij na de uitspraak van de rechtbank heeft verricht, ongedaan maakt.