Sinds de Afdeling in de Rendac-uitspraak (ECLI:NL:RVS:2024:4923) heeft geoordeeld dat intern salderen in het projectspoor een mitigerende maatregel is, hangt de cruciale vraag boven de markt of de Afdeling deze lijn door zal trekken naar het planspoor.

Bijna een jaar lang lijkt de Afdeling deze vraag voor zich uit te hebben geschoven. Sinds de Rendac-uitspraak heeft de Afdeling geen uitspraken meer gedaan waarin intern salderen in het planspoor aan de orde was – behoudens een uitspraak van enkele dagen later, waarvan algemeen geaccepteerd wordt dat dit een slip of the pen is geweest.
Nu lijkt een antwoord op deze vraag toch eindelijk in zicht. Op de stikstof-themapagina van de Afdeling wordt namelijk aangegeven dat op 15 september 2025 een zitting heeft plaatsgevonden met als onderwerp “bestemmingsplannen en uitspraak 18 december 2024”. De kans lijkt dus groot dat dit jaar nog een uitspraak komt die duidelijkheid geeft over de toepassing van de Rendac-uitspraak op plannen.
Misschien biedt een recente – tot nu toe nauwelijks opgemerkte – uitspraak een voorproefje van de denkrichting van de Afdeling. In een uitspraak van 12 november 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:5486) stelt de Afdeling zonder veel omhaal dat voor een (bestemmings)plan een passende beoordeling moet worden gemaakt, als deze “𝘵𝘦𝘯 𝘰𝘱𝘻𝘪𝘤𝘩𝘵𝘦 𝘷𝘢𝘯 𝘥𝘦 𝘧𝘦𝘪𝘵𝘦𝘭𝘪𝘫𝘬 𝘢𝘢𝘯𝘸𝘦𝘻𝘪𝘨𝘦, 𝘱𝘭𝘢𝘯𝘰𝘭𝘰𝘨𝘪𝘴𝘤𝘩 𝘭𝘦𝘨𝘢𝘭𝘦 𝘴𝘪𝘵𝘶𝘢𝘵𝘪𝘦 𝘵𝘦𝘯 𝘵𝘪𝘫𝘥𝘦 𝘷𝘢𝘯 𝘥𝘦 𝘷𝘢𝘴𝘵𝘴𝘵𝘦𝘭𝘭𝘪𝘯𝘨 𝘷𝘢𝘯 𝘩𝘦𝘵 𝘱𝘭𝘢𝘯 𝘭𝘦𝘪𝘥𝘵 𝘵𝘰𝘵 𝘦𝘦𝘯 𝘵𝘰𝘦𝘯𝘢𝘮𝘦 𝘷𝘢𝘯 𝘴𝘵𝘪𝘬𝘴𝘵𝘰𝘧𝘥𝘦𝘱𝘰𝘴𝘪𝘵𝘪𝘦 𝘰𝘱 𝘰𝘷𝘦𝘳𝘣𝘦𝘭𝘢𝘴𝘵𝘦 𝘴𝘵𝘪𝘬𝘴𝘵𝘰𝘧𝘨𝘦𝘷𝘰𝘦𝘭𝘪𝘨𝘦 𝘯𝘢𝘵𝘶𝘶𝘳𝘸𝘢𝘢𝘳𝘥𝘦𝘯 𝘪𝘯 𝘦𝘦𝘯 𝘕𝘢𝘵𝘶𝘳𝘢 2000-𝘨𝘦𝘣𝘪𝘦𝘥” (r.o. 26.5.). Deze overweging lijkt te impliceren dat voor plannen, anders dan voor projecten, de referentiesituatie wel meegenomen mag worden bij het bepalen of een passende beoordeling nodig is. Anders gezegd: in dit geval mocht in het planspoor intern salderen in de voortoets worden ingezet. De Afdeling geeft in de geciteerde overweging expliciet aan dat een passende beoordeling pas nodig is bij toename van depositie ten opzichte van de referentiesituatie.
Het is natuurlijk de vraag hoeveel gewicht aan deze overweging kan worden toegekend. De beroepsgronden gingen niet expliciet over de vraag of Rendac ook op plannen van toepassing is. Bovendien was in deze zaak zelfs met toepassing van intern salderen sprake van een toename van depositie. Er was dus sowieso een passende beoordeling nodig, waardoor de vraag wat de reikwijdte van de voortoets mag zijn naar de achtergrond verschuift.
De vraag blijft dus of deze uitspraak een tweede slip of the pen is, of een teken aan de wand voor de toepassing van Rendac op plannen. Hopelijk geeft de Afdeling hier spoedig uitsluitsel over.