Het college van B&W van de gemeente Waddinxveen heeft opgedragen om een tuinhuis te verwijderen en verwijderd te houden, omdat dit in de voortuin is gebouwd zonder daarvoor benodigde vergunning. De eigenaar heeft aangevoerd dat handhaving onevenredig zou zijn, omdat het tuinhuis misschien op die plek niet vergunningvrij mocht worden gebouwd, maar drie meter verderop wel.
Volgens de Afdeling heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat dit een bijzonder geval is waarin het college zou moeten afzien van handhavend optreden. De eigenaar had het tuinhuis namelijk gebouwd terwijl hij wist dat het college een omgevingsvergunning had geweigerd. Het belang dat het erg kostbaar is om het tuinhuis te verplaatsen, maakt dit geval niet bijzonder, omdat bouwen zonder de vereiste omgevingsvergunning voor eigen risico is. Weliswaar staat het tuinhuis nu in de door het college gewenste vrije zichtlijn van vijf meter en zal dat bij verplaatsing naar het omgevingsvergunningvrije achtererfgebied nog steeds zo zijn, maar ook dat maakt het geen bijzonder geval waaraan een zodanig zwaar gewicht toekomt dat het algemeen belang dat gediend is met handhaving daarvoor moet wijken. Het college heeft namelijk terecht gesteld dat het tuinhuis in de voortuin staat, drie meter buiten het achtererfgebied waar omgevingsvergunningvrij mag worden gebouwd. Daardoor staat het ruim vóór het woonhuis en altijd in het zicht.