Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Kostenverhaal toegepaste bestuursdwang kan na eigendomsoverdracht ook op de oorspronkelijke eigenaar/overtreder worden verhaald (art. 5.18 Wabo/ art. 18.4a Omgevingswet)

Op 2 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1475 heeft de ABRvS een belangwekkende uitspraak gedaan over de vraag of, gezien de werking van art. 5.18 Wabo (onder de Omgevingswet is in art. 18.4a een vergelijkbaar artikel opgenomen, YS), de kosten van toegepaste bestuursdwang ook kunnen worden verhaald op de oorspronkelijke eigenaar c.q. overtreder (na een eigendomsoverdracht). De ABRvS oordeelt dat dit inderdaad het geval is.

4 april 2025



MIM en MRWH betogen dat het college in strijd met art. 5:25, lid 1 Awb de kosten verhaalt op MIM, omdat zij geen overtreder is. Zij voeren aan dat MIM Huize Ivicke op 7 februari 2020 heeft overgedragen aan MRWH en sindsdien geen eigenaar meer is.

Artikel 5.18 Wabo luidt:

"Bij een besluit tot oplegging van een last onder bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsomgericht op naleving van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wet kan het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen bepalen dat het besluit mede geldt jegens de rechtsopvolger van degene aan wie het besluit is opgelegd alsmede jegens iedere verdere rechtsopvolger. In dat geval kan het besluit, tenzij bijzondere omstandigheden zich daartegen naar het oordeel van dat bestuursorgaan verzetten, jegens die rechtsopvolger of iedere verdere rechtsopvolger worden ten uitvoer gelegd en kunnen de kosten van die tenuitvoerlegging en een te innen dwangsom bij die rechtsopvolger of verdere rechtsopvolger worden ingevorderd."

Ingevolge art. 5.18 Wabo kan het college de kosten van de tenuitvoerlegging bij de rechtsopvolger of verdere rechtsopvolgers verhalen. In dat artikel is niet bepaald dat het niet meer mogelijk zou zijn de kosten te verhalen op de oorspronkelijke overtreder. Artikel 5.18 bepaalt dat het handhavingsbesluitmede geldt ten aanzien van de rechtsopvolger. Dat betekent dat het handhavingsbesluit ten aanzien van de oorspronkelijke overtreder zijn gelding behoudt. Dat betekent naar het oordeel van de Afdeling ook dat het bestuursorgaan de kosten van de tenuitvoerlegging kan verhalen op zowel de overtreder als zijn rechtsopvolger.

Dat is ook het geval als de tenuitvoerlegging van de bestuursdwang plaatsvindt na de rechtsopvolging, aangezien het voor het verhalen van de kosten niet relevant is of hij het in zijn macht heeft de overtreding te (doen) beëindigen. Dat betekent dat ook de mogelijkheid tot het verhalen van de kosten op MIMin stand blijft.

In het besluit van 19 november 2019 staat onder verwijzing naar art. 5.18 Wabo dat het besluit mede geldt jegens de rechtsopvolgers. Bij besluit van 28 juni 2022 heeft het college besloten de kosten van de toepassing van bestuursdwang te verhalen op MIM en MRWH. Het college heeft dit mogen doen.

Artikel delen