Op 14 juli 2025 oordeelde de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant over het plan van de gemeente om een voormalig winkelpand in Boxtel te verbouwen tot een tijdelijke opvanglocatie met 34 kamers voor 86 Oekraïense vluchtelingen. Het gaat om een omgevingsvergunning voor de technische bouwactiviteit voor het verbouwen van het pand (hierna: omgevingsvergunning voor de technische bouwactiviteit) en een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit voor het tijdelijk gebruik van het pand (hierna: BOPA). De eisers hebben beroep ingesteld omdat zij van mening zijn dat de vergunningen ten onrechte zijn verleend.

De uitspraak bevat meer onderwerpen, maar in deze blog staat centraal of de opvanglocatie moet worden beoordeeld als logies- of woonfunctie en welke gevolgen het antwoord heeft op de uitvoerbaarheid en een evenwichtige functies van toedeling aan locaties (hierna: ETFAL) van de BOPA.
Volgens de eisers is de omgevingsvergunning voor de technische bouwactiviteit op verkeerde gronden verleend. De omgevingsvergunning is namelijk verleend voor een logiesfunctie, terwijl een opvanglocatie volgens hen als woonfunctie moet worden beoordeeld. De voorzieningenrechter geeft eisers gelijk. Doordat de omgevingsvergunning is verleend voor een periode van vijf jaar, kunnen de Oekraïense vluchtelingen langdurig op één plek verblijven en wonen. De voorzieningenrechter oordeelt dan ook dat voor de opvang een woonfunctie nodig is voor kamergewijze verhuur zoals bedoeld in bijlage 1 onderdeel B van het Besluit bouwwerken leefomgeving.
Daarnaast betogen eisers dat de BOPA niet uitvoerbaar is. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college een verkeerde omgevingsvergunning voor de technische bouwactiviteit heeft verleend. Die vergunning is verleend voor een logiesfunctie, terwijl deze had moeten worden verleend voor een woonfunctie. Zonder toereikende omgevingsvergunning kan het gebouw niet worden gebruikt. De voorzieningenrechter kan op dit moment niet uitsluiten dat de woonfunctie in de weg staat aan de uitvoerbaarheid van de BOPA, mede omdat sommige kamers een verblijfsoppervlakte lijken te hebben die onder de minimale eis van 15m2 ligt.
Beide besluiten kunnen niet in stand blijven. De voorzieningenrechter doet een tussenuitspraak, zodat het college de gebreken in beide besluiten kan herstellen.