De Rechtbank Overijssel oordeelt in zijn uitspraak van 17 november 2025 (ECLI:NL:RBOVE:2025:6667) dat het in de APV opgenomen meldingsstelsel, waarbij een melding over het verwijderen of aanleggen van een uitweg wegens tijdsverloop van rechtswege is geaccepteerd, na inwerkingtreding van de Omgevingswet (“Ow”) niet is vervallen en daarmee ook niet in strijd is.

Omdat het college niet binnen vier weken na ontvangst had gereageerd op de gemelde verwijdering van een bestaande uitweg en de aanleg van een nieuwe uitweg, had het college de melder bericht dat de melding van rechtswege was geaccepteerd en dat daartegen rechtsmiddelen openstaan. In beroep buigt de rechtbank zich onder meer over de stelling van eiser dat de figuur van de van rechtswege geaccepteerde melding onder de Ow niet langer toepassing kan vinden. De rechtbank overweegt dat het meldingenstelsel uit de APV met zich meebrengt dat als gevolg van het niet tijdig reageren op een melding over het aanleggen of wijzigen van een uitweg automatisch het recht ontstaat om de gemelde activiteit uit te voeren. Tegen een dergelijke van rechtswege geaccepteerde melding staat rechtsbescherming open (vgl. de Afdelingsuitspraak van 14 januari 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:14). Naar het oordeel van de rechtbank maakt het meldingsstelsel van de APV, gelet op de redactie ervan, niet van rechtswege onderdeel uit van het (tijdelijke deel van het) omgevingsplan. Omdat voor het aanleggen of wijzigen van een uitweg in dit geval geen vergunningplicht (maar een meldingsplicht) geldt, mist art. 22.8 Ow toepassing. Uit laatstbedoeld artikel volgt dat, voor zover een bepaling uit een gemeentelijke verordening een activiteit die de fysieke leefomgeving wijzigt vergunningplichtig stelt, deze bepaling onder het regime van de Ow geldt als een verbod om zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten (als bedoeld in art.5.1, eerste lid, aanhef en onder a, Ow). Weliswaar is het aanleggen of het verwijderen van een uitweg een activiteit die de fysieke leefomgeving blijvend wijzigt, zodat dergelijke activiteiten op grond van art. 2.1 Omgevingsbesluit (Ob) regulering behoren te vinden in het omgevingsplan; hiervoor geldt evenwel een overgangsperiode tot uiterlijk 1 januari 2023 (Stb. 2023, 267). Uiterlijk per die datum vervalt het meldingsstelsel uit de APV van rechtswege (art. 122 Gemeentewet jo. art. 22.4 Ow, zie ook Kamerstukken II 2017/18, 34986, nr. 3). De rechtbank concludeert dat het meldingsstelsel van de APV nog steeds rechtsgeldig is.