In veel Algemene plaatselijke verordeningen (APV) staan bepalingen over activiteiten die een ruimtelijk effect kunnen hebben. Het is niet vanzelfsprekend dat die bepalingen kunnen blijven bestaan na inwerkingtreding van het Omgevingsplan. In art. 2.1 lid 1 Omgevingsbesluit (Ob) staat dat ‘regels over activiteiten die onderdelen van de fysieke leefomgeving wijzigen [..] alleen’ (dus: uitputtend) in het Omgevingsplan worden opgenomen. Aan gemeentes de taak om hun APV onder de loep te nemen en zo nodig regels over te hevelen naar het Omgevingsplan. Daartoe heeft de VNG een handige Handreiking APV en Omgevingsplan opgesteld.
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant deed hierover een opvallende uitspraak op 25 februari 2025 (ECLI:NL:RBZWB:2025:1047). Die procedure ging over een verleende ontheffing van art. 4.6 lid 1 APV van Altena, waarin kortgezegd een verbod staat op geluidhinder van buiten een milieu inrichting. De voorzieningenrechter vraagt zich ambtshalve af of dat verbod nog wel in de APV geregeld mag blijven, gelet op het hiervoor genoemde art. 2.1 lid 1 Ob. Hoewel dat op het eerste gezicht een logische vraag lijkt, maakt de voorzieningenrechter volgens ons met deze ambtshalve toetsing een denkfoutje. Een APV-bepaling moet buiten toepassing blijven wanneer het betreffende onderwerp al door een wet is geregeld, zoals volgt uit art. 122 Gemeentewet. Maar art. 122 Gemeentewet is door de wetgever niet van toepassing verklaard tot 1 januari 2032, het moment waarop het definitieve Omgevingsplan moet zijn vastgesteld (artikel 22.4 Omgevingswet en Stb 2023, 267). Áls de APV-bepaling van rechtswege zou vervallen, zou dat kortom niet plaatsvinden op 1 januari 2024 maar op 1 januari 2032. Voor de voorliggende procedure was de vraag die de voorzieningenrechter ambtshalve beantwoord dus niet relevant.
Hoe dan ook, de voorzieningenrechter concludeert onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis dat de betreffende APV bepaling niet onder de reikwijdte van art. 2.1 lid 1 Ob valt en dus mag blijven gelden. Onder ‘regels die de fysieke leefomgeving wijzigen’ wordt verstaan regels over activiteiten die direct ingrijpen in de fysieke leefomgeving en die een tastbare en blijvende verandering tot gevolg hebben. Regels over activiteiten waardoor emissies, hinder of risico’s worden veroorzaakt vallen daar niet onder. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verbod op geluidhinder van buiten een milieu inrichting daarom in de APV mag blijven staan. Dit oordeel strookt met de Handreiking van de VNG, waarin ook staat dat regels over emissies, hinder of risico’s niet vallen onder regels die de fysieke leefomgeving wijzigen. Het oordeel geeft daarom ook mogelijk richting aan gemeentes die uiterlijk in 2032 hun APV moeten hebben aangepast.