De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in hoger beroep geoordeeld dat het gebruik van het bosperceel als mountainbikeparcours binnen het bestemmingsplan (‘Buitengebied Noordoost’) valt onder "extensief recreatief medegebruik". Ondanks het aanzienlijke aantal gebruikers – of dat nu gemiddeld 150-200 per dag is, zoals het college stelt, of 250-300 per dag, zoals de wederpartij aanvoert – is volgens de Afdeling geen sprake van intensief gebruik. Ook het feit dat het parcours twee keer per jaar wordt gebruikt voor toertochten, doet hier niet aan af, mede omdat voor deze evenementen aparte vergunningen nodig zijn.

De Afdeling oordeelt, anders dan de rechtbank, dat het mountainbikeparcours geen specifiek ruimtebeslag oplevert. Volgens artikel 1.36 van de bestemmingsplanregels wordt ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden niet als specifiek ruimtebeslag beschouwd. Het parcours op het perceel van [wederpartij] bestaat uit een onverhard pad en valt binnen die categorie. Er zijn ook geen aanwijzingen dat het parcours op een andere manier ruimtebeslag veroorzaakt. Bovendien is het gebruik volgens de Afdeling in hoofdzaak gericht op natuur- en landschapsbeleving, ook al verschilt deze beleving van bijvoorbeeld wandelen of paardrijden.
Omdat er (nu) geen sprake is van een overtreding, is het college niet bevoegd om handhavend op te treden. De rechtbank had daarom ten onrechte geoordeeld dat het handhavingsverzoek ten onrechte door het college was afgewezen. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep van de eigenaar tegen het besluit van het college is ongegrond verklaard.