Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Naar een gifvrije omgeving

De Raad van State oordeelde op 2 april 2025 dat er voldoende aanwijzingen zijn dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen kan leiden tot gevolgen in Natura 2000-gebieden. Hieruit volgt dat het bepaalde in artikel 6 lid 3 van de Habitatrichtlijn van toepassing is. Voordat toestemming wordt gegeven voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen moet middels een passende beoordeling wetenschappelijk zijn aangetoond dat zich geen effecten kunnen voordoen.

6 May 2025

Uitspraak Raad van State

De dagelijkse praktijk in Nederland is dat op basis van de toelating door het Ctgb toestemming voor gebruik van bestrijdingsmiddelen is verleend. Deze toestemming is echter gebeurd zonder een passende beoordeling waardoor niet aan de eisen van de natuurbeschermingswetgeving is voldaan. De toelatingmethodiek van het Ctgb is door de Raad van State als onvolledig gekenmerkt. Het ontbreken van de natuurtoets werd een probleem nadat in 2018 Meten=Weten de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen in Natura 2000-gebieden aantoonde. Betrokken overheden hebben tot op heden, het probleem ontkend of gebagatelliseerd.

De uitspraak geldt voor heel Nederland

De uitspraak van de Raad van State, weliswaar gedaan naar aanleiding van een lelieteelt in Drenthe, ziet op elk gebruik van bestrijdingsmiddelen in heel Nederland en op elke afstand van Natura 2000. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen zonder natuurvergunning is een overtreding.

Wie maakt voortoets of passende beoordeling ?

De Raad van State eist dat een natuurvergunning wordt aangevraagd en telers een voortoets maken. Dit zou tienduizenden aanvragen betekenen. De Habitatrichtlijn stelt bij kans op effecten het doorlopen van een passende beoordeling door de bevoegde nationale instanties verplicht. De Nederlandse wetgeving laat de keus tussen aanvrager of overheid. M=W vindt dat niet de teler, maar de overheid, in welke organisatievorm dan ook, deze taak op zich moet nemen.

Handhavingsplicht

De rechtspraak hanteert de beginselplicht tot handhaving. Deze beginselplicht tot handhaving betekent dat het bestuursorgaan van deze bevoegdheid gebruik moet maken. Er zijn slechts twee uitzonderingssituatie mogelijk; concreet zicht op legalisatie of onevenredigheid. Voor‘concreet zicht op legalisatie’moet door de uitgebreide procedure voor een natuurvergunning een ontwerpvergunning ter inzage zijn gelegd, waarin het voornemen bestaat vergunning te verlenen. Er is in Nederland nog geen enkele vergunning aangevraagd, laat staan dat er ontwerpvergunningen bestaat.

Over de onevenredigheid zal ongetwijfeld een forse discussie losbarsten. Formeel is het; onevenredig in verhouding tot de daarmee te dienen belangen’. Dit impliceert een belangenafweging. In de Habitatrichtlijn is in artikel 6 lid 4 reeds voorzien in een belangenafweging. Dit betekent ook dat geen andere dan de opgenomen wettelijke belangenafweging mag worden gemaakt. Uitzondering op de procedure van artikel 6 lid 3 (verkrijgen natuurvergunning) is alleen mogelijk als er sprake is van dwingende reden van groot openbaar belang en er geen alternatieven zijn. De economie rond de teelt van een gewas valt niet onder groot openbaar belang. Alternatieven zijn er altijd, biologisch telen of een ander gewas.

Zoals hiervoor betoogd is actie van overheid nodig. Om de overheid niet de gelegenheid te geven tot rekken zullen meerdere natuurverenigingen dwingen tot handhaving. De keus voor welke teelten wel of niet een handhavingsverzoek wordt ingediend, is aan de natuurverenigingen. Overheden hebben na zeven jaar nalaten hun regierol uit handen laten spelen.

Kan een natuurvergunning worden verleend?

Kan iemand een ontvankelijke aanvraag voor een natuurvergunning indienen? Op dit moment niet. De kennis ontbreekt en er is nog een forse onderzoekinspanning vereist. Hierbij komen vragen aan de orde zoals; Welke middelen worden toegepast? Hoe gedragen die middelen zich de weken na het toepassen? Tot op welke afstanden verspreiden de stoffen zich? In welke concentraties komen de stoffen in Natura 2000-gebied voor? Komen er cocktails voor? Is er een soort van drempelwaarde voor de schadelijkheid? Geldt die drempelwaarde ook voor cocktails?

Saillant detail is dat de overheden (en telers) weigeren spuitgegevens openbaar te maken. Het is daarom niet mogelijk om te weten welk deel van de in een omgeving gebruikte middelen in de natuurgebieden (en in huizen en tuinen van omwonenden) worden aangetroffen. Ecologen zijn van mening dat elke aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen in natuurgebieden een effect heeft. Het tegendeel te bewijzen, dat is wat de wetgeving eist, is onmogelijk.

Hoe nu verder?

Een benadering dat voor elke teler of teelt een vergunningaanvraag moet worden gedaan is niet erg praktisch. Het probleem moet landelijk worden opgelost. Nu wreekt het zich dat we geen ministerie hebben dat een natuurprobleem objectief kan behandelen.

Door een onafhankelijk overheidsinstelling zal een vorm van passende beoordeling per middel moeten worden doorlopen. De kernvraag is of een bepaald bestrijdingsmiddel zodanige eigenschappen heeft dat het zich verspreidt buiten de velden waar ze zijn toegepast en tot welke afstanden. Van middelen die zich niet verspreiden kan vooralsnog worden aangenomen dat de kans op significante effecten klein is.

Intrekken toelatingen

Van bestrijdingsmiddelen die in Natura 2000-gebieden worden aangetroffen dient de toelating door het Ctgb te worden ingetrokken. Het middel voldoet dan namelijk niet aan de toelatingseisen. Blijkens een uitspraak van het Hof van Justitie (ECLI:EU: C:2024:350, punt 107) is dit reden om de toelating, per direct, in te trekken. Nieuwe toelatingen zullen een vorm van passende beoordeling moeten doorlopen.

Artikel delen