Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Nogmaals bevestiging: intrekking gedoogbeslissing is geen besluit

[appellant A] betoogt dat de rechtbank tot het oordeel had moeten komen dat het college zijn bezwaar tegen het intrekken van de gedoogbeslissing ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daarvoor voert [appellant A] aan dat er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor hij tegen de intrekking van de gedoogbeslissing wel degelijk bezwaar kon maken. [appellant A] stelt dat hij door deze intrekking juridisch dak- en thuisloos raakt. Door het intrekken van de gedoogbeslissing kan hij nu niet wonen in zijn eigendom. [appellant A] verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling van 24 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1356.

24 December 2025

Jurisprudentie – Samenvattingen

Zoals is overwogen in de uitspraak van de Afdeling van 24 april 2019, zijn gedoogbeslissingen geen besluiten in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb en moeten gedoogbeslissingen, op een enkele uitzondering na, niet met zulke besluiten worden gelijkgesteld. Tegen een gedoogbeslissing kunnen dan ook geen bestuursrechtelijke rechtsmiddelen worden aangewend. Zoals verder is overwogen in die uitspraak, kan alleen in zeer uitzonderlijke gevallen omwille van de rechtsbescherming worden afgeweken van deze lijn. Deze uitgangspunten gelden ook voor de intrekking van een gedoogbeslissing.

De Afdeling vindt dat de rechtbank terecht tot het oordeel is gekomen dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de intrekking van de gedoogbeslissing gelijkgesteld moet worden met een besluit.

Noot Y. Schönfeld

In de Afdelingsuitspraak van 24 april 2019 overweegt de Raad van State dat in uitzonderlijke gevallen van de gedoogde niet kan worden gevergd om door voortzetting van de overtreding een voor bezwaar vatbaar handhavingsbesluit uit te lokken. Dan wordt de intrekking als besluit aangemerkt. Deze uitzondering is tot op heden alleen aangenomen in de uitspraak van 9 maart 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP7160. In die zaak over de intrekking van een gedoogbeslissing voor een coffeeshop riskeerde de betrokkene een grotere kans op ontneming van zijn vrijheid dan de kans die een exploitant van een niet-gedoogde coffeeshop loopt bij het verhandelen van softdrugs. Vanwege de grotere kans op vrijheidsontneming is geoordeeld dat van de exploitant niet kan worden gevergd de overtreding voort te zetten om zodoende een handhavingsbesluit uit te lokken waartegen rechtsmiddelen kunnen worden aangewend.

Wel volgt uit de rechtspraak dat na een intrekking van een gedoogbeslissing en het daarna alsnog opleggen van een handhavingsbesluit dit goed moet motiveren (het college moet het gedoogbeslissing betrekken bij het handhavingsbesluit). Deze uitspraak, ABRvS 26 januari 2022,

ECLI:NL:RVS:2022:249, is door mij geannoteerd in de Gemeentestem. Deze noot is hier nogmaals te lezen.

Artikel delen