Langzaam maar zeker komen er meer uitspraken van de hoogste bestuursrechter over het omgevingsplan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) deed in december 2024 al een eerste keer uitspraak over een besluit tot wijziging van een omgevingsplan. Daar kwam op 30 april 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:1928) een uitspraak bij over het Wijzigingsbesluit Omgevingsplan gemeente Amsterdam van 18 september 2024 (Wijzigingsbesluit, Gemb. 2024, 411818). De uitspraak biedt niet zozeer een juridisch inhoudelijk interessante toetsing maar beschrijft wel mooi hoe in het Wijzigingsbesluit door middel van creatieve regelgeving de basis wordt gelegd voor een integraal omgevingsplan.
Met het Wijzigingsbesluit worden een structuur en basisregeling voor het omgevingsplan gemeente Amsterdam vastgelegd om van daaruit het omgevingsplan op te gaan bouwen. Ook wordt met het Wijzigingsbesluit voorzien in vervangen van regels uit het omgevingsplan die met de zogeheten bruidsschat van rechtswege onderdeel zijn geworden van het omgevingsplan. De bruidsschatregels worden van hoofdstuk 22 van het omgevingsplan verplaatst naar andere hoofdstukken van het omgevingsplan. Verder worden met het Wijzigingsbesluit enkele gemeentelijke verordeningen ingetrokken om deze door middel van vervangende regels in te passen in het omgevingsplan en wordt in regels voorzien die op een later moment de onder oud recht vastgestelde bestemmingsplannen kunnen gaan vervangen.
Die laatste categorie is interessant. Deze regels gelden ingevolge het Wijzigingsbesluit enkel nog binnen een geografisch werkingsgebied van een vierkante millimeter in het IJmeer en in feite, zo meent de Afdeling, gelden deze regels dus nog nergens. Het gaat om regels die herhaald kunnen worden toegepast zodat als de keuze wordt gemaakt om deze regels van toepassing te laten zijn in plaats van een onder het oude recht vastgesteld bestemmingsplan, alleen het geografische werkingsgebied van de regels hoeft te worden aangepast. Daarmee dragen de regels bij aan het realiseren van één integrale regeling in het Omgevingsplan Amsterdam.
Appellant in de zaak vreest voor nadelige gevolgen voor de gebruiksmogelijkheden van zijn panden. De Afdeling stelt echter vast dat aan de percelen van appellant de aanduiding “ruimtelijke regels tijdelijk deel nog niet vervallen” is toegekend, zodat de nieuwe regels uit het Wijzigingsbesluit nog niet gelden. Om die nieuwe regels te laten gelden, zal een nieuw wijzigingsbesluit nodig zijn waar appellant dan tegen in beroep kan bij de Afdeling. De Afdeling zegt het niet met zoveel woorden maar in een procedure tegen aanpassing van het geografisch werkingsgebied van de regels zal dan kunnen worden getoetst of sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL). Impliciet komt hierdoor de door gemeente Amsterdam gekozen systematiek voor opbouwen van het omgevingsplan aan bod. Op zichzelf doorstaat die systematiek de toets van de Afdeling en zal het later generiek doorvoeren van de regels die nu alleen nog gelden in het IJmeer naar wij verwachten inderdaad kunnen leiden tot een integrale regeling in het omgevingsplan. Maar voor zover de gemeente Amsterdam dacht met deze systematiek beroepsmogelijkheden te beperken gaat die vlieger niet op. Steeds wanneer de regels op een nieuwe geografische locatie moeten gaan gelden, zal een besluit tot wijziging van het omgevingsplan moeten worden genomen waar rechtsbescherming tegen openstaat.