Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Omgevingswetuitspraak: ambtshalve wijziging vergunningvoorschriften MBA niet geschorst, relatie met handhavingsprocedures

Op 9 mei 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:2212 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland een uitspraak gedaan over het al dan niet schorsen van ambtshalve gewijzigde vergunningvoorschriften op basis van het Bal en de relatie tussen dergelijke gewijzigde vergunningvoorschriften en handhavingsprocedures.

9 May 2025

Jurisprudentie – Samenvattingen

Deze uitspraak gaat over het besluit van gedeputeerde staten tot een ambtshalve wijziging van de vergunningvoorschriften voor luchtemissies in de op 1 juni 2011 aan [verzoeker] verleende omgevingsvergunning voor het inwerking hebben van een asfaltcentrale.

De voorzieningenrechter vindt het belang van [verzoeker] bij het schorsen van in ieder geval de voorschriften 1.1.11, 1.1.13 en 1.1.14 niet doorslaggevend. Als de voorzieningenrechter deze vergunningvoorschriften zou schorsen, dan komt de voortgang in de handhavingszaken op grond van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) stil te liggen. Dit acht de voorzieningenrechter gelet op het grote aantal klachten over [verzoeker] dat wekelijks bij gedeputeerde staten binnenkomt onwenselijk. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de vergunningvoorschriften weliswaar direct werken, maar dat voor daadwerkelijk handhavend optreden nog nadere besluiten van gedeputeerde staten nodig zijn. Zoals het op de zitting besproken voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom. In het kader van die besluiten over de handhaving kunnen gedeputeerde staten rekening houden met de belangen van [verzoeker] . Bijvoorbeeld door bij de lengte van de te stellen begunstigingstermijn rekening te houden met de levertermijnen voor meters en de doorlooptijden voor het juist instellen van de meetmethodiek. Als [verzoeker] het niet eens is met deze besluiten dan staan hier afzonderlijk rechtsmiddelen tegen open.

Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over het besluit van gedeputeerde staten tot een ambtshalve wijziging van de vergunningvoorschriften voor luchtemissies in de op 1 juni 2011 aan [verzoeker] verleende omgevingsvergunning voor het inwerking hebben van een asfaltcentrale aan de [adres] in [vestigingsplaats] . [verzoeker] is het niet eens met deze ambtshalve wijziging en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Hij verzoekt de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening te treffen door de ambtshalve wijziging in zijn geheel, of anders in ieder geval de voorschriften 1.1.11, 1.1.13 en 1.1.14, te schorsen tot op zijn bezwaren is beslist.

MOB heeft eerder bij gedeputeerde staten een verzoek ingediend om handhavend op te treden tegen [verzoeker].

De voorzieningenrechter zal het verzoek beoordelen op grond van een belangenafweging. Wat de voorzieningenrechter daarbij doet, is beoordelen welke belangen partijen hebben bij het in stand laten van de nieuwe vergunningvoorschriften of bij een schorsing daarvan, en die belangen vervolgens tegen elkaar afwegen.

Het belang van [verzoeker] bij een schorsing van in ieder geval de voorschriften 1.1.11, 1.1.13 en 1.1.14 is tweeledig. Daarmee wordt allereerst voorkomen dat [verzoeker] al dure investeringen moet doen, terwijl nog niet vaststaat dat de nieuwe vergunningvoorschriften de inhoudelijke juridische toets door gedeputeerde staten zullen doorstaan. [verzoeker] betwist het nut en de noodzaak van de voorgeschreven metingen en de emissiegrenswaarde voor PAK (EPA 16). Daarnaast heeft [verzoeker] toegelicht dat de meetapparatuur die nodig is om aan de vergunningvoorschriften te kunnen voldoen niet op korte termijn geleverd en goed ingesteld kan worden. [verzoeker] is hierover al wel in contact met mogelijke leveranciers, maar de eerste benzeenmeter die door de leverancier werd voorgesteld en die ook als mogelijkheid door gedeputeerde staten voorafgaand aan de zitting werd aangedragen, is een buitenluchtmeter en niet bestand tegen de hoge temperaturen bij het afgassen. [verzoeker] verwacht meer dan 6 maanden nodig te hebben om praktisch aan de voorschriften te kunnen voldoen. Doordat in de ambtshalve wijziging geen overgangstermijn is opgenomen, is [verzoeker] wel direct in overtreding en kan hiertegen door zowel gedeputeerde staten als het openbaar ministerie handhavend worden opgetreden.

Gedeputeerde staten hebben op de zitting toegelicht dat zij een grote hoeveelheid aan klachten van omwonenden over [verzoeker] ontvangen. Het gaat daarbij om wel 70 tot 80 klachten per week niet alleen over geur, maar ook over prikkende ogen. Benzeen is een zeer zorgwekkende stof (ZZS). De metingen die met de nieuwe voorschriften worden voorgeschreven zijn nodig voor gedeputeerde staten om te weten of de normen voor PAK en benzeen niet worden overschreden.

Welk belang weegt zwaarder?

De voorzieningenrechter vindt het belang van [verzoeker] bij het schorsen van in ieder geval de voorschriften 1.1.11, 1.1.13 en 1.1.14 niet doorslaggevend. Als de voorzieningenrechter deze vergunningvoorschriften zou schorsen, dan komt de voortgang in de handhavingszaken op grond van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) stil te liggen. Dit acht de voorzieningenrechter gelet op het grote aantal klachten over [verzoeker] dat wekelijks bij gedeputeerde staten binnenkomt onwenselijk. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de vergunningvoorschriften weliswaar direct werken, maar dat voor daadwerkelijk handhavend optreden nog nadere besluiten van gedeputeerde staten nodig zijn. Zoals het op de zitting besproken voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom. In het kader van die besluiten over de handhaving kunnen gedeputeerde staten rekening houden met de belangen van [verzoeker] . Bijvoorbeeld door bij de lengte van de te stellen begunstigingstermijn rekening te houden met de levertermijnen voor meters en de doorlooptijden voor het juist instellen van de meetmethodiek. Als [verzoeker] het niet eens is met deze besluiten dan staan hier afzonderlijk rechtsmiddelen tegen open. De voorzieningenrechter acht het verder op dit moment niet aannemelijk dat tijdens de bezwaarprocedure de nieuwe vergunningvoorschriften tot een strafrechtelijke interventie zullen leiden.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de ambtshalve wijziging van de omgevingsvergunning tot aan het besluit op bezwaar in stand blijft.

Artikel delen