Deze uitspraak gaat over de last onder bestuursdwang die de toenmalige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (de minister) aan eiseres heeft opgelegd wegens het in bezit hebben van twee Sulawesi-jaarvogels en 2 kleine paradijsvogels zonder dat daarvan de legale herkomst is aangetoond. Eiseres vindt dat zij voldoende heeft aangetoond dat de door haar ingevoerde dieren zijn gefokt met ouders die in gevangenschap leefden. Volgens eiseres kon zij in het verleden, bij overname van de dieren, volstaan met een naadloos gesloten pootring en mocht zij er op vertrouwen dat deze aanpak werd voortgezet. Zij vindt dat de staatssecretaris te strenge eisen stelt aan het bewijs dat moet worden geleverd.

In het wild levende dier- en plantsoorten die (mede) door handel met uitsterven worden bedreigd, hebben een beschermde status gekregen op grond van het CITES-verdrag. Dit verdrag is in de EU uitgewerkt in de Verordening (EG) nr. 338/97 van 9 december 1996 (de Basisverordening) en de Verordening (EG) nr. 865/2006 van de Commissie van 4 mei 2006 (de Uitvoeringsverordening).
Het doel v.d. Basisverordening is om in het wild levende dieren- en plantensoorten te beschermen en in stand te houden door controle op het desbetreffende handelsverkeer overeenkomstig de bepalingen van de Basisverordening. In de Basisverordening zijn de dier- en plantsoorten aangewezen die Europees beschermd zijn. Hierbij zijn de soorten onderverdeeld in Bijlage A tot en met D, waarbij de Bijlage A soorten het strengst beschermd zijn. De in onderhavig geval betreffende Sulawesi-jaarvogels en kleine paradijsvogels zijn genoemd in Bijlage B van de Basisverordening. Het verbod om beschermde diersoorten in te voeren, staat in art. 8, lid 1 en 5, van de Basisverordening.
Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet (Ow) in werking getreden. Sindsdien is de CITES-regelgeving door de Nederlandse wetgever opgenomen in de Ow en uitgewerkt in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), meer specifiek in art. 4.3, lid 2, onder a Ow, gelezen in combinatie met paragraaf 11.2.9 Bal.
De staatssecretaris is van mening dat sprake is van een overtreding. In art. 8, lid 1 en 5, van de Basisverordening en art. 11.93, lid 2 Bal, is (onder meer) bepaald dat het (ver)kopen en in bezit hebben van specimens van de soorten genoemd in Bijlage B bij de Basisverordening ten behoeve van commerciële doeleinden verboden is, tenzij kan worden aangetoond dat die specimens verkregen werden overeenkomstig de geldende wetgeving inzake de instandhouding van de wilde flora en fauna. Eiseres zal derhalve moeten aantonen dat zij overeenkomstig de geldende wetgeving de vogels heeft verworven. Dat heeft zij niet gedaan.