Op 11 april 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:2775 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland een uitspraak gedaan over een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit i.v.m. aanlegwerkzaamheden. De kap van de bomen op zich is op grond van de APV (op grond van artikel 22.8 Omgevingswet jo. artikel 5.1, lid 1, onder a Ow jo. de APV) en het tijdelijke deel van het omgevingsplan vergunningvrij.
In artikel 22.8 van de Omgevingswet is bepaald dat voor zover op grond van een bepaling in een gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist voor een geval waarin regels over de fysieke leefomgeving alleen in het omgevingsplan mogen worden opgenomen, geldt een zodanige bepaling als een verbod om zonder omgevingsvergunning een activiteit te verrichten.
Ten aanzien van de stelling van verzoekers dat door het zachte weer het broedseizoen is aangevangen, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. In artikel 11.37, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is bepaald dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren van vogels te beschadigen of te vernielen. De enkele omstandigheid dat het broedseizoen al zou zijn aangevangen, daargelaten dat deze periode niet in de wet is vastgelegd, betekent niet dat niet gekapt mag worden. De voorzieningenrechter wijst op de algemene zorgplicht als bedoeld in artikel 11:27 van het Bal die rust op de vergunninghouder. Dit betekent dat als er sprake is van een concreet broedgeval op de vergunninghouder de verplichting rust de nodige maatregelen te nemen, danwel de gevolgen te beperken danwel de activiteit achterwege te laten, zoals beschreven onder a tot en met c, in het eerste lid van artikel 11:27 van het Bal. Zo nodig kunnen verzoekers het bevoegd gezag, zijnde de gedeputeerde staten van de provincie Gelderland verzoeken handhavend op te treden.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de omgevingsvergunning verleend door het college voor het rooien van zeven bomen nabij [locatie 1] (en [locatie 2] ) te [plaats].
De gemeente Wijchen heeft op 12 februari 2025 een aanvraag gedaan voor de activiteit “werk, niet zijnde bouwwerk, of werkzaamheden”. Het gaat om het rooien van bomen nabij de [locatie 1] te [plaats] . De aanvraag ziet op de bomen met nummers 1, 2, 3, 14, 15, 16 en 20, zoals aangegeven in het overzicht ‘Te kappen bomen (13 febr. 2025)’.
Voor de te rooien bomen zullen grondwerkzaamheden plaatsvinden, waarvoor in verband met de bestemmingen “Waarde-Archeologie 1” en “Waarde-Archeologie 2” van het omgevingsplan gemeente Wijchen een vergunningplicht geldt. Het college heeft met het besluit van 13 februari 2025 een omgevingsvergunning verleend voor het rooien van de bomen. In de omgevingsvergunning is als voorschrift opgenomen dat de stronken van de bomen alleen kunnen worden verwijderd in aanwezigheid van de archeoloog die de archeologische begeleiding doet van de rioolwerkzaamheden in de Kasteellaan.
Verzoekers willen de kap van de bomen voorkomen. Het gaat hen om de bomen met de nummers: 1, 2, 3, 14, 15 en 16. Zij stellen dat het broedseizoen is begonnen, waardoor kappen momenteel niet meer mogelijk is. Het college heeft volgens verzoekers geen belang om de bomen op korte termijn te kappen. De uitvoering van het omgevingsplan kan nog niet op korte termijn plaatsvinden, waarbij verzoekers zich ook afvragen waarom de kap van deze bomen nodig is ten behoeve van dat plan. De meeste bomen vallen buiten het plangebied.
Het college heeft per e-mailbericht van 10 maart 2025 toegelicht dat per 17 maart 2025 wordt gestart met de werkzaamheden. Er is een groot belang bij een snelle uitvoering van de vergunde activiteiten vanwege de aanvang van het broedseizoen en de geplande start van werkzaamheden voor aanleg van het riool. De bomen 1, 2, 3 en 14 tot en met 16 worden dan gekapt maar nog niet gerooid. Het college is van mening dat het kappen van de boom vergunning vrij is.
Is de kap van de bomen vergunningvrij?
In artikel 2.4 van de Omgevingswet is bepaald dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied een omgevingsplan vaststelt waarin regels over de fysieke leefomgeving worden opgenomen.
In artikel 22.8 van de Omgevingswet is bepaald dat voor zover op grond van een bepaling in een gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist voor een geval waarin regels over de fysieke leefomgeving alleen in het omgevingsplan mogen worden opgenomen, geldt een zodanige bepaling als een verbod om zonder omgevingsvergunning een activiteit te verrichten.
Op de locatie van de bomen geldt het omgevingsplan gemeente Wijchen. Het omgevingsplan bestaat uit een tijdelijk deel, waarin onder meer alle bestemmingsplannen zijn opgenomen die voor 1 januari 2024 golden. Op de locaties van de bomen 1, 2, 3 en 14 tot en met 16 waren voor 1 januari 2024 de bestemmingsplannen Tussen Kasteel en Wijchense Meer (TKWM) en Tussen Kasteel en Wijchens Meer 2022 (TKWM 2022) van kracht. Deze bestemmingsplannen zijn dus onderdeel van het tijdelijk deel.
Op de locaties rusten de bestemmingen “Verkeer”, “Waarde – archeologie 1” en “Waarde – archeologie 2”. Het college heeft de omgevingsvergunning verleend op grond van artikel 7.3.1 onder a, van TKWM en artikel 8.3.1 onder a van TKWM 2022. In deze artikelen is opgenomen dat er een vergunningplicht geldt voor het uitvoeren van werkzaamheden, zijnde grondwerkzaamheden.
De voorzieningenrechter ziet op grond van bovengenoemde artikelen geen reden om aan te nemen dat de omgevingsvergunningsplicht strekt tot het (bovengronds) kappen van de bomen. Uit de artikelen volgt dat de vergunningplicht uitsluitend ziet op werkzaamheden waarbij de grond wordt beroerd. Het college heeft in het bestreden besluit zich terecht op het standpunt gesteld dat het enkel kappen van de bomen niet leidt tot verstoring van de archeologische waarden. Alleen de activiteit rooien, waarbij wordt gegraven in de grond, is een werkzaamheid die vergunningplichtig is.
In artikel 4:11, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Wijchen (APV) is bepaald dat het college een overzicht van waardevolle bomen vaststelt. In het tweede lid van dat artikel is bepaald dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de houtopstanden te vellen of doen vellen die staan vermeld op dat overzicht van waardevolle bomen.
Uit het Rapport quickscan natuurwaarden volgt welke bomen als waardevol in de zin van artikel 4:11 van de APV zijn aangemerkt. De bomen 1, 2, 3, 14, 15 en 16 zijn dat niet. Verzoekers hebben dit niet betwist. Dit betekent dat er geen vergunningplicht is voor het kappen van de bomen 1, 2, 3, 14, 15 en 16.
Ten aanzien van de stelling van verzoekers dat door het zachte weer het broedseizoen is aangevangen, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. In artikel 11.37, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is bepaald dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren van vogels te beschadigen of te vernielen. Uit het Rapport quickscan natuurwaarden volgt dat negatieve effecten ten aanzien van broedvogels, waarvan het nest jaarrond beschermd is, kunnen worden uitgesloten of niet aan de orde zijn. Op de locatie zijn geschikte nestlocaties aanwezig voor algemene broedvogels. De enkele omstandigheid dat het broedseizoen al zou zijn aangevangen, daargelaten dat deze periode niet in de wet is vastgelegd, betekent niet dat niet gekapt mag worden. De voorzieningenrechter wijst op de algemene zorgplicht als bedoeld in artikel 11:27 van het Bal die rust op de vergunninghouder. Dit betekent dat als er sprake is van een concreet broedgeval op de vergunninghouder de verplichting rust de nodige maatregelen te nemen, danwel de gevolgen te beperken danwel de activiteit achterwege te laten, zoals beschreven onder a tot en met c, in het eerste lid van artikel 11:27 van het Bal. Zo nodig kunnen verzoekers het bevoegd gezag, zijnde de gedeputeerde staten van de provincie Gelderland verzoeken handhavend op te treden. Ook in zoverre is er geen aanleiding om ten aanzien van de verleende vergunning voor het rooien van de bomen 1, 2, 3, 14, 15 en 16 een voorlopige voorziening te treffen.