Op 29 april 2025 heeft vergunninghoudster een aanvraag ingediend bij het college voor de bouw van 35 flexwoningen voor maximaal 10 jaar. De omgevingsvergunning is buitenplans verleend voor de omgevingsplanactiviteiten bouwen en afwijken v.d. regels v.h. omgevingsplan.

De vzr. benadrukt dat het aan de aanvrager is om te bepalen wat wel en niet gelijktijdig met de BOPA wordt aangevraagd. De onlosmakelijkheid zoals die gold onder de Wabo, is onder de Ow komen te vervallen (zie art. 5.7 Ow, waaruit volgt dat een omgevingsvergunning voor verschillende activiteiten zowel los als gelijktijdig kan worden aangevraagd). Vergunninghoudster heeft de Natura 2000-activiteit niet aangevraagd. In principe valt deze activiteit buiten de reikwijdte van deze omgevingsvergunning.
Desondanks moet het college bij de beoordeling van ETFAL wel motiveren waarom deze activiteit niet op voorhand de uitvoering van de vergunning onmogelijk maakt. Dit betreft de uitvoerbaarheidstoets (ECLI:NL:RBGEL:2025:3574).
Uit de ruimtelijke onderbouwing en de AERIUS-berekeningen bij de vergunningaanvraag volgt dat de aanleg en het gebruik van de 35 woningen niet tot stikstofdepositie op het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied leiden. Reeds daarom is er volgens het college geen vergunning nodig voor een Natura 2000-activiteit en is de omgevingsvergunning wat dit aspect betreft niet op voorhand onuitvoerbaar.
Een dergelijke beoordeling is in het kader van de uitvoerbaarheidstoets naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende. Verzoekers betwisten de AERIUS-berekeningen weliswaar, maar het voert in het kader van de door het college te verrichten uitvoerbaarheidstoets te ver om de AERIUS-berekeningen uitgebreid te beoordelen.
Het college mag in het kader van de uitvoerbaarheidstoets, als AERIUS-berekeningen zijn uitgevoerd, in principe uitgaan van de juistheid daarvan, tenzij eenvoudig zonder onderzoek is vast te stellen dat deze (evident) onjuist zijn. Een andere uitleg zou tot gevolg hebben dat het college alsnog feitelijk aan het beoordelen is of een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit nodig is, terwijl die bevoegdheid (meestal) bij het college van GS is belegd.
Het voorgaande betekent overigens niet dat verzoekers in zijn geheel geen rechtsbeschermingsmogelijkheden hebben om de juistheid van de AERIUS-berekeningen ter discussie te stellen. Mochten verzoekers menen dat, anders dan waar in de AERIUS-berekeningen vanuit wordt gegaan, sprake is van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, dan is de aangewezen weg om een handhavingsverzoek bij het bevoegd gezag (veelal GS) in te dienen.