Uit de Afdelingsuitspraak van 13 november 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:4621) volgt dat het ontbreken van toestemming van een mede-eigenaar voor het kappen van een mandelige boom niet betekent dat de andere eigenaar niet als ‘belanghebbende’ (in de zin van art. 1:2 Awb) kan worden aangemerkt bij diens verzoek om verlening van een daartoe strekkende omgevingsvergunning.
Aanleiding voor dit oordeel was een geschil over de voorgenomen kap van een 20 meter hoge paardenkastanje op de erfgrens van twee percelen. Appellant betoogt in hoger beroep dat het college van burgemeester en wethouders (“college”) ten onrechte heeft beslist op het verzoek om hiervoor een omgevingsvergunning te verlenen, omdat vanwege het ontbreken van toestemming van de mede-eigenaar geen sprake zou zijn van een ‘aanvraag’ (in de zin van art. 1:3, derde lid, Awb). De Afdeling overweegt dat degene die een verzoek om omgevingsvergunning indient voor het vellen van een boom in beginsel belanghebbende is bij een beslissing op dat verzoek. Dit kan anders zijn als het verzoek betrekking heeft op een boom die eigendom van een ander is of waarop een ander zakelijke rechten heeft (vgl. de Afdelingsuitspraken van 25 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3817 en 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4088): de verzoeker is geen belanghebbende, indien (a) aannemelijk is gemaakt dat de voorgenomen activiteit niet kan worden uitgevoerd, omdat de rechthebbende daarvoor geen toestemming wil geven en (b) geen mogelijkheid bestaat om de activiteit uit te voeren tegen de wens van de rechthebbende in (bijvoorbeeld via onteigening of het opleggen van een gedoogplicht). Naar het oordeel van de Afdeling kan bij mandelige eigendom van een boom niet worden aangenomen dat een vergunde kap van een boom niet kan worden uitgevoerd vanwege de enkele omstandigheid dat toestemming van de mede-eigenaar ontbreekt. Daarbij is van belang dat een gang naar de burgerlijke rechter openstaat om vervangende toestemming te krijgen. Binnen die rechtsgang kan worden beoordeeld of die mede-eigenaar zijn toestemming zonder redelijke grond heeft geweigerd (vgl. Afdelingsuitspraak van 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1253). Omdat de verzoeker in dit geval als belanghebbende moet worden aangemerkt bij diens verzoek een omgevingsvergunning te verlenen voor het kappen van de paardenkastanje, geldt dit verzoek als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, Awb waarop het bestuursorgaan dient te beslissen.