Ook vergunningplicht bij intern salderen op grond van algemene regels
In de uitspraak van 28 mei 2025 heeft de Afdeling geoordeeld over de vraag of terecht een Wnb-vergunning is geweigerd omdat uit de voortoets bleek dat significante effecten waren uitgesloten na intern salderen met gebruik dat was toegestaan op grond van algemene regels. De Afdeling oordeelt dat GS ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat geen vergunningplicht gold.

e Afdeling overweegt dat wijziging van het project plaatsvindt, zodat het bemesten op grond van algemene regels niet mag worden betrokken in de voortoets (
202203354/1/R2). Wel kan een referentiesituatie worden ontleend aan het bemesten, mits dit ook daadwerkelijk feitelijk plaatsvond en zonder aanvullende natuurtoestemming mag worden voortgezet. In de passende beoordeling kan deze referentiesituatie als mitigerende maatregel worden ingezet.
Als peilmoment voor de vraag of de gronden structureel niet meer in gebruik zijn als landbouwgrond geldt de aanvraag voor de natuurvergunning of de overeenkomst tot overname van de rechten van het toegestane gebruik of een ander objectief bepaalbaar moment.
Omdat een vergunning nodig is, moet ook een additionaliteitstoets worden gedaan in het kader van de te verlenen vergunning. De Afdeling licht in deze uitspraak toe dat het additionaliteitsvereiste alleen ziet op het gedeelte van de referentiesituatie dat wordt ingezet als mitigerende maatregel. Bij de vraag of aan het additionaliteitsvereiste wordt voldaan, is dus alleen het gedeelte van de referentiesituatie dat wordt ingezet als mitigerende maatregel relevant. Slechts voor dat deel (en dus niet voor de gehele referentiesituatie) moet worden onderbouwd dat het inzetten daarvan niet al nodig is in het licht van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Habitatrichtlijn.
Appellant had aangevoerd dat slechts 2% van het vrijkomende saldo wordt ingezet in dit project, zodat 98% beschikbaar is voor natuurherstel. De Afdeling overweegt dat het aan het college is om deze en andere aspecten al dan niet te betrekken bij de motivering of aan het additionaliteitsvereiste is voldaan. De rechter kan die afweging niet zelfstandig maken. De Afdeling benadrukt daarbij dat de motivering van het additionaliteitsvereiste project-overstijgend is en ziet op de vraag of de nodige instandhoudings- en/of passende maatregelen zullen worden getroffen voor een Natura 2000-gebied, waardoor mitigerende maatregelen die worden getroffen ten behoeve van individuele projecten niet nodig zijn als instandhoudings- of passende maatregel.
Ook over de wens van de initiatiefnemer om zelf maatregelen te treffen overweegt de Afdeling dat het niet aan de rechter is om hierin een zelfstandige afweging te maken. Het college kan instandhoudings- en/of passende maatregelen die individuele initiatiefnemers bereid zijn om te treffen, ter motivering van instandhoudingsmaatregelen en passende maatregelen die nodig zijn om uitvoering te geven aan de Habitatrichtlijn.