Deze uitspraak gaat over een omgevingsvergunning voor het herinrichten van het sportpark en het vernieuwen van de accommodatie aan [adres] te Havelte (het perceel). Eisers zijn het niet eens met de omgevingsvergunning.
Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Op een besluit op een voor 1 januari 2024 ingediende aanvraag om een omgevingsvergunning blijft het voor de Omgevingswet geldende recht van toepassing tot het besluit onherroepelijk wordt (art. 4.3, onder a Invoeringswet Omgevingswet) De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 20 december 2023. Dat betekent dat in dit geval de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing blijft.
De beroepsgrond van eiser dat met het bestreden besluit niet is voldaan aan artikel 1.6 en 1.7 van de Omgevingswet kan alleen al daarom niet slagen.
Noot Y. Schönfeld
In een blogbericht van 23 december 2025 ben ik ingegaan op het gegeven dat uit het overgangsrecht van de Invoeringswet Ow en de rechtspraak nog niet geheel duidelijk is vanaf welk moment de zorgplichten uit de Omgevingswet, het Bal, het Bbl of de bruidsschat van toepassing worden op een project dat nog wordt vergund met een omgevingsvergunning op grond van de Wabo.
In deze uitspraak oordeelt de rechtbank Noord-Nederland wederom dat de zorgplichten van art. 1.6 en 1.7 Ow niet relevant zijn voor het geschil over de verleende omgevingsvergunning, die nog onder de Wabo wordt afgehandeld. Volgens mij kun je uit de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 23 december 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:6855, afleiden dat op de feitelijke uitvoering van hetgeen wordt vergund (dus los van de vraag of bij de vergunningverlening rekening zou moeten worden gehouden met de zorgplichten uit de Ow - hetgeen niet het geval is -) de zorgplichten uit de Ow wél toepasselijk worden. Anders zouden de zorgplichten voor een hele lange periode niet gaan gelden, wat mijns inziens in strijd zou zijn met de bedoeling van de wetgever.
Dit zou bijvoorbeeld ook kunnen worden afgeleid uit de memorie van toelichting bij de Aanvullingswet bodem (Kamerstukken II, 2017-2018, 34 864, nr. 3, p. 85), waar in het kader van overgangsrechtelijke gevallen van bodemsanering - waarbij de Wbb nog van toepassing blijft - is beschreven dat op nieuwe activiteiten op de locatie na het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet in beginsel de Omgevingswet en de bijbehorende uitvoeringsregelgeving van toepassing is.
