In beginsel zijn fosfaatrechten van de pachter. Een verpachter kan onder omstandigheden aanspraak maken op die fosfaatrechten. De Staat der Nederlanden betoogt in een uitspraak van het hof Arnhem-Leeuwarden dat hij, als erfverpachter, ook aanspraak kan maken op fosfaatrechten van een erfpachter. In deze blog gaan we in op deze vordering van de Staat.
De Staat meent dat hij vanwege het eindigen van de erfpachtovereenkomst met erfpachter gerechtigd is tot een deel van de waarde van de aan de erfpachter toegekende fosfaatrechten. De Staat vordert hiervoor een verklaring voor recht.
In 1982 heeft de Staat aan de vader van de erfpachter een oppervlakte cultuurgrond in erfpacht uitgegeven voor de duur van veertig jaar. Dit recht van erfpacht heeft de erfpachter in 2005 overgedragen aan zijn zoon. Sindsdien is zoon de erfpachter van de cultuurgrond. De cultuurgrond is bestemd voor de uitoefening van een weidebedrijf en de erfpachter exploiteert hierop een melkveebedrijf.
De Staat heeft sinds 1997 het beleid dat veertigjarig durende erfpachtovereenkomsten na afloop tegen de dan geldende marktconforme voorwaarden worden heruitgegeven.
Aan het melkveebedrijf is in 2018 een hoeveelheid van 9.941 kilogram fosfaatrechten toegekend. Op 31 oktober 2021 is het recht van erfpacht verstreken. De erfpachter heeft het gebruik van de grond na 31 oktober 2021 onafgebroken voortgezet.
De Staat heeft dezelfde cultuurgrond opnieuw in erfpacht uitgegeven aan de erfpachter bij akte van 1 februari 2023. De cultuurgrond is met terugwerkende kracht per 1 november 2021 tot 31 oktober 2061 in erfpacht uitgegeven.
De Staat had in de erfpachtakte opgenomen dat de Staat aanspraak maakt op (de marktwaarde van) een deel van de aan erfpachter toegekende fosfaatrechten. Uit de akte volgt dat erfpachter gehouden is tot overdracht van fosfaatrechten per 31 oktober 2021.
De Staat en erfpachter raakte in discussie over de aanspraak die de Staat zou hebben op de fosfaatrechten. Zij hebben afgesproken om de discussie direct voor te leggen bij het hof. Dit hebben partijen gedaan door prorogatie. Prorogatie is de mogelijkheid om in het civiel procesrecht met je tegenpartij overeen te komen dat het geschil direct wordt voorgelegd aan een hogere rechter.
Uit vaste rechtspraak volgt dat fosfaatrechten in beginsel alleen aan de pachter toekomen. De eisen van de redelijkheid en billijkheid in samenhang met de aard van de pachtovereenkomst kunnen meebrengen dat de fosfaatrechten ook toekomen aan de verpachter. Het hof Arnhem-Leeuwarden heeft in 2019 bepaald welke omstandigheden meebrengen dat een verpachter aanspraak kan maken op fosfaatrechten.
De algemene uitgangspunten van de uitspraak uit 2019 worden in deze uitspraak herhaald. Kort op een rijtje komt het op het volgende neer. Een aanspraak op fosfaatrechten kan bestaan wanneer:
Tussen pachter en verpachter op 2 juli 2015 een reguliere pachtovereenkomst of een geliberaliseerde pachtovereenkomst bestaat die is aangegaan voor een periode van 12 jaar of langer;
De pachtovereenkomst betreft hoevepacht of pacht van minimaal 15 ha grond of pacht van een gebouw; (NB. Het gebouw moet noodzakelijk en ingericht zijn voor de melkveehouderij en ten behoeve van het bedrijf van pachter aan pachter ter beschikking zijn gesteld.)
De fosfaatrechten worden voor 50% toegerekend aan de gebouwen en 50% aan de grond;
De verpachter dient aan de pachter 50% van de marktwaarde van de over te dragen fosfaatrechten per datum einde pachtovereenkomst te betalen.
De juridische grondslag voor deze overdracht van fosfaatrechten wordt gevonden in de eisen van redelijkheid en billijkheid. In de rechtspraak zijn drie rechtvaardigingen geformuleerd voor het overdragen van fosfaatrechten:
De verpachter heeft langdurig bedrijfsmiddelen aan de pachter ter beschikking gesteld waarop de pachter zijn bedrijfsvoering heeft kunnen baseren;
Die bedrijfsmiddelen hebben in belangrijke mate bijgedragen aan de omvang van de veestapel en daarmee aan de fosfaatrechten die aan de pachter zijn toegekend.
De grond en/of gebouwen zijn na het einde van de pachtovereenkomst potentieel minder goed te exploiteren voor de verpachter indien de pachter deze zonder fosfaatrechten oplevert.
De Staat heeft aansluiting gezocht bij deze aanknopingspunten. De Staat oordeelt dat deze regels voor pachtovereenkomsten ook gelden voor erfpachtovereenkomsten.
Het staat vast dat de erfpachtovereenkomst per 31 oktober 2021 is geëindigd. Het feitelijk gebruik van de erfpachtgronden niet. Dit is door de erfpachter ongewijzigd voortgezet. De erfpachter mocht – gezien het beleid van de overheid – ervan uitgaan dat hem opnieuw een langdurig erfpachtovereenkomst zou worden aangebonden. Dit is ook gebeurd. Doordat de erfpachter onafgebroken de feitelijke exploitatie van de grond heeft voortgezet, is geen sprake van een opleveren van de grond aan de Staat die met het ontbreken van de fosfaatrechten potentieel minder goed te exploiteren is.
Dit brengt het hof tot het oordeel dat met het voorgezet gebruik de toepassing van de voorwaarden uit de uitspraak uit 2019 niet opgaat. De Staat heeft geen recht van overdracht van fosfaatrechten per 31 oktober 2021 verkregen. De vraag of de Staat recht heeft tot overdracht van de fosfaatrechten aan het einde van de lopende erfpacht in 2061, moet tegen die tijd worden beoordeeld.
Helaas komt het hof dus niet toe aan de vraag of de regels van overdracht van fosfaatrechten bij pachtovereenkomsten van overeenkomstige toepassing zijn op erfpachtovereenkomsten. De praktijk moet (helaas) wachten op een andere uitspraak waarin getoetst wordt of de regels van overdacht van fosfaatrechten ook gelden bij erfpachtovereenkomsten.