Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Overtreding met lelieteelt nabij Natura 2000-gebied (waarschuwing)

In deze kwestie ligt het verzoek om handhavend optreden voor, dat door Milieudefensie was ingediend tegen de voorbereiding en teelt van lelies op percelen gelegen in de onmiddellijke nabijheid van het Natura 2000-gebied "Het Holtingerveld" . Volgens Milieudefensie is het voorbereiden en telen van lelies, bestaande uit de activiteiten grondwateronttrekking, drainage, beregening en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, een project in de zin van de Wnb en geldt er een vergunningplicht.

4 april 2025

Samenvatting

Samenvatting



In het door Milieudefensie aangedragen onderzoek van de Vereniging Meten=Weten staat dat er onder meer in Holtingerveld, monsters van vegetatie genomen zijn. Uit dat onderzoek blijkt dat in alle vegetatiemonsters gewasbeschermingsmiddelen werden aangetroffen.

In het onderzoek worden de resultaten geïnterpreteerd aan de hand van literatuur. Onder "Ecologische Interpretatie" staat dat er diverse voorbeelden zijn waarin de gevonden gewasbeschermingsmiddelen in lage concentraties effecten hebben op levende organismen zoals algen en insectenlarven. Ook wordt een relatie gelegd met de achteruitgang van insecten. Er wordt geconcludeerd dat, gelet op de alom aanwezigheid van (de gewasbeschermingsmiddelen) fungiciden, insecticiden en herbiciden in onder andere het Holtingerveld, het onwaarschijnlijk is dat deze stoffen geen negatieve effecten hebben op het functioneren van die gebieden.

In het onderzoek wordt in de conclusie onderkend dat de huidige kennis over de negatieve effecten beperkt is en er nader onderzoek nodig is.

De Afdeling is van oordeel dat het onderzoek voldoende aanwijzingen bevat dat het standpunt van het college, dat er geen (directe) effecten zijn op het Holtingerveld onvoldoende onderbouwd is. Weliswaar is er nog veel onbekend over mogelijke effecten van gewasbeschermingsmiddelen op Natura 2000-gebieden, maar aan de uitkomsten van reeds uitgevoerde onderzoeken kan in het licht van het voorzorgsbeginsel niet voorbij worden gegaan. Daarbij betrekt de Afdeling dat de door het college gegeven onderbouwing dat een afstand van 250 m voldoende zou zijn om eventuele effecten uit te sluiten, niet wetenschappelijk is onderbouwd. In het OBO is weliswaar een onderzoeksgrens aangehouden van 250 m, maar het doel van het onderzoek was om te bezien wat de gevolgen van gewasbeschermingsmiddelen zijn op omwonenden die wonen binnen een korte afstand van de percelen waarop gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast.

Daarnaast is ook het standpunt dat een gewasbeschermingsmiddel wordt toegelaten door het Ctgb onvoldoende om te kunnen concluderen dat eventuele effecten op Natura 2000-gebieden uitgesloten zijn. Het Ctgb beoordeelt weliswaar of een middel veilig is voor mens, dier en milieu, maar dit is een andere beoordeling dan is vereist op grond van de Wnb.

Bij het ontbreken van een toereikende onderbouwing dat er geen gevolgen zijn voor Natura 2000-gebieden, terwijl er wel aanwijzingen zijn dat deze gevolgen kunnen optreden, volgt uit artikel 2.7 van de Wnb zoals deze bepaling voor 1 januari 2020 luidde, dat niet kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een overtreding.

In opdracht van de opdracht van de rechtbank had het college al opnieuw beslist op het bezwaar tegen het primaire besluit om niet handhavend op te treden. Het college heeft het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard en het besluit om niet handhavend op te treden in stand gelaten. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat weliswaar overtredingen zijn geconstateerd wat betreft het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen maar dat eerst een waarschuwing wordt gegeven voordat handhavend wordt opgetreden en dat daarom het bezwaar toch ongegrond moet worden verklaard.

Op basis van de LHS (handhavings-strategie) heeft het college de ernst van het effect van de overtreding ingeschaald als "van belang" en het gedrag van de overtreder als "onbewust/goedwillend" op de matrix.
De Afdeling overweegt dat het enkele feit dat artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb een omzetting is van artikel 6, derde lid, van de Hrl niet betekent dat het college niet mag aansluiten bij de LHS. Het college mag, over de uitvoering van haar bevoegdheden waaronder het handhavend optreden op grond van de Wnb, beleid voeren.

Weliswaar is sprake van een overtreding, omdat significante gevolgen niet op voorhand zijn uitgesloten, maar gelet op de onzekerheid over de mogelijke effecten op het Natura 2000-gebied heeft het college de ernst van de overtreding redelijkerwijs kunnen inschalen op "van belang" en niet op "aanzienlijk, dreigend en/of onomkeerbaar". Bij deze categorie in de interventiematrix van de LHS is het passend om eerst een mogelijkheid tot herstel te bieden voordat overgegaan wordt tot handhavend optreden. Met de waarschuwing heeft het college de mogelijkheid geboden om aan te tonen dat geen sprake is van een overtreding door middel van het aanleveren van een voortoets of om de overtreding ongedaan te maken door te stoppen met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen of het verkrijgen van een natuurvergunning. Gelet op het bovenstaande mocht het college op grond van de LHS eerst overgaan tot het versturen van een waarschuwing, voordat wordt overgegaan tot handhaving. 

Artikel delen