Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Overzichtsuitspraak Afdeling over woningsluitingsbevoegdheid art. 13b Opiumwet

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“Afdeling”) zet in haar overzichtsuitspraak van 16 juli 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:2922) de uitgangspunten uiteen die zij hanteert bij de beoordeling van besluiten om een drugswoning op grond van art. 13b Opiumwet (tijdelijk) te sluiten.

22 July 2025

Daarbij gaat de Afdeling ook in op het karakter van de woningsluitingsbevoegdheid en de intensiteit waarmee de bestuursrechter daarop gebaseerde besluiten toetst aan onder meer het evenredigheidsbeginsel. De overzichtsuitspraak volgt op eerdere overzichtsuitspraken van 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2912), 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:285) en 6 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1910). De Afdeling overweegt onder andere dat bij de toetsing van een (voorgenomen) besluit tot woningsluiting aan het evenredigheidsbeginsel de evenwichtigheid van het besluit aan bod komt. Daarbij kunnen verschillende omstandigheden van belang zijn. De burgemeester moet bijvoorbeeld de mate van verwijtbaarheid van de degenen die door de sluiting worden getroffen beoordelen en beoordelen in hoeverre aan hen kan worden tegengeworpen dat zij zelf het risico op ingrijpende gevolgen van hun handelen of nalaten hebben genomen. Daarnaast is van belang of de bewoners een bijzondere binding met de woning hebben en wat de gevolgen voor hen zijn van het voor de duur van de sluiting elders moeten verblijven. Dit was bijvoorbeeld het geval in de voorliggende zaak, waarin de Afdeling oordeelt dat appellante vanwege haar zwangerschap een bijzondere binding heeft met haar woning en het tijdelijk sluiten van de woning vanwege de impact op de zwangerschap onevenredig is. Verder moet de burgemeester de aanwezigheid van minderjarige kinderen en de impact van de sluiting op hun welzijn in zijn besluitvorming betrekken. Ook is van belang hoelang de woning gesloten blijft en of de bewoners na de sluiting weer van de woning gebruik kunnen maken. Bij dat laatste dient de burgemeester zich er rekenschap van te geven dat de sluiting van een huurwoning de verhuurder de wettelijke grondslag biedt om de huurovereenkomst buitengerechtelijk, dus zonder tussenkomst van de kantonrechter, te ontbinden (vgl. de uitspraak van 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2924, waarin de Afdeling oordeelt dat de aangekondigde buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst de bewoner die terzake van de geconstateerde overtreding van art. 13b Opiumwet geen verwijt treft onevenredig hard raakt). Ook het feit dat de huurder door sluiting van de woning veelal op een zogenoemde zwarte lijst bij een woningcorporatie komt te staan, als gevolg waarvan hij voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren in de regio, vormt een omstandigheid die de burgemeester in acht moet nemen. Als de burgemeester tot de conclusie komt dat de nadelige gevolgen van een woningsluiting onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen, dient hij volgens de Afdeling van sluiting af te zien. Afhankelijk van de concrete situatie zou de burgemeester dan nog kunnen kiezen voor een last onder dwangsom of een waarschuwing. 

Artikel delen