Het college heeft op 27 oktober 2022 het "Ontwerpbesluit aanwijzing locaties clusterplaatsen ten behoeve van afvalinzameling in Egmond Binnen en Egmond aan den Hoef, gemeente Bergen (Fase 2)" ter inzage gelegd. Bij het bestreden besluit heeft het college in plaats van die locaties de locatie langs het Luilaantje aangewezen als clusterplaats voor appellant en anderen. Deze clusterplaats bevindt zich op ongeveer 130 m afstand van de percelen van appellant en anderen. Volgens het college was deze wijziging nodig om ruimte te houden voor de realisatie van zogenoemde groenplannen op de Ruygekroft en om parkeervakken en inritten vrij te houden.
Bij het aanwijzen van een locatie voor een clusterplaats hanteert het college locatiecriteria, die zijn neergelegd in artikel 2 van de "Nadere regels inzameling huishoudelijke afvalstoffen Bergen 2022".
Het beroep van appellant en anderen
Kort samengevat voeren appellant en anderen aan dat zij het niet eens zijn met het aanwijzen van de nieuwe locatie, omdat die volgens hen onvoldoende bereikbaar is en te ver weg ligt. Daarbij wijzen appellant en anderen erop dat andere bewoners gebruik kunnen maken van clusterplaatsen aan de Ruygekroft en daardoor een kortere loopafstand hebben.
De Afdeling
De Afdeling ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de toelichting van het college dat de autoweg luw is en mede in verband daarmee veilig kan worden overgestoken. Bovendien is er voldoende ruimte aan de weerszijden van de parkeervakken om te kunnen oversteken, ook met een rolcontainer aan de hand. Voorts stelt de Afdeling vast dat de loopafstand tussen de percelen van appellant en anderen en de aangewezen locatie minder dan 150 m bedraagt. De locatie is dus niet in strijd met locatiecriterium 4.4. - waaruit volgt dat de maximale (streef)loopafstand vanaf de perceelgrens naar de clusterplaats 150 meter is. De loopafstand voor appellant en anderen is niet zodanig groot dat het college gelet op de locatiecriteria een andere, meer nabijgelegen locatie had moeten aanwijzen. Dit laat onverlet dat het college, mede gezien de locaties die in het ontwerpbesluit waren voorzien, het aanzienlijke verschil in loopafstand voor de diverse bewoners van de Ruygekroft toereikend moet motiveren.
In het ontwerpbesluit was voorzien in een clusterplaats voor appellant en anderen op de Ruygekroft zelf. In de zienswijzennota waarnaar in het bestreden besluit wordt verwezen, is vermeld dat het college van die locatie heeft afgezien vanwege de voorgenomen groenplannen in deze straat. In plaats daarvan heeft het college gekozen voor het aanwijzen van locatie EB006, die voor appellant en anderen een veel grote loopafstand oplevert. In het verweerschrift heeft het college nogmaals gesteld dat dit noodzakelijk is vanwege de groenplannen. Noch in het besluit, noch in het verweerschrift is echter vermeld wat de inhoud is van de groenplannen en waarom het handhaven van de clusterplaats aan de Ruygekroft precies aan het verwezenlijken van die plannen in de weg staat. Ook tijdens de zitting kon het college de inhoud van deze groenplannen, en de reden waarom deze plannen aan het handhaven van de clusterplaats in de weg zouden staan, niet nader toelichten. Dit betekent dat het aanwijzingsbesluit in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht niet op een deugdelijke motivering berust.
De Afdeling ziet evenwel aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 te passeren. Daarbij is van belang dat het college ter zitting wel een andere deugdelijke reden heeft gegeven waarom voor appellant en anderen de aanzienlijk verderop gelegen clusterplaats EB006 is aangewezen. In het ontwerpbesluit waren voor appellant en anderen clusterplaatsen voor de deur voorzien, namelijk EB012 en EB013. Het college heeft er tijdens de zitting op gewezen dat deze clusterplaatsen zich voor een inrit bevonden dan wel ter hoogte van een of meerdere parkeervakken. Verder bevonden de clusterplaatsen zich onder bomen met als gevolg dat deze beschadigd zouden raken tijdens het legen van de rolcontainers.
Conclusie
De Afdeling passeert het gebrek in de motivering met inachtneming van artikel 6:22 van de Awb, omdat het college clusterplaats EB006 heeft mogen aanwijzen op grond van de ter zitting gegeven motivering. Het beroep is ongegrond.