In deze zaak vraagt een pluimveehouder om een tegemoetkoming in planschade vanwege het nieuwe bestemmingsplan “Vogelasiel Someren”. Dat bestemmingsplan maakt op circa 1,1 km afstand van zijn pluimveebedrijf een vogelasiel mogelijk. Volgens de pluimveehouder hebben opfokorganisaties naar aanleiding van het bestemmingsplan contracten opgezegd of geen nieuwe kuikens meer geplaatst, uit vrees voor verspreiding van dierziektes.

Het college wees de planschadeaanvraag af, omdat de schade voortvloeit uit privaatrechtelijke keuzes van afnemers en niet uit een rechtstreeks planologisch gevolg. De rechtbank zag dit anders en kende een gedeeltelijke tegemoetkoming toe via een toerekening naar redelijkheid.
Het college stelt hoger beroep in bij de Afdeling. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling benadrukt dat bij planschade eerst moet worden vastgesteld of sprake is van een nadeliger planologische positie, waarbij alleen objectief te verwachten ruimtelijke gevolgen op de peildatum relevant zijn. Subjectieve vrees voor gezondheids- of dierziekterisico’s telt alleen mee als die wordt ondersteund door algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten of gezaghebbende richtlijnen. Op de peildatum bestond daarvoor geen grond: er was geen wetenschappelijk bewijs of overheidsadvies dat een vogelasiel op deze afstand het risico op dierziektes vergroot. Ook feitelijk handelen van het vogelasiel na vaststelling van het plan kan niet in de planvergelijking worden betrokken. Omdat geen sprake is van een nadeliger planologische positie, komt de Afdeling niet toe aan de schade of een eventuele toerekening naar redelijkheid. De oorspronkelijke afwijzing van de planschadeaanvraag blijft in stand.