De AbRvS heeft op 17 september jl. twee vergelijkbare uitspraken gewezen over planschadeverzoeken in verband de komst van dit windpark met 45 windturbines in Drenthe. Zowel de verzoekers om planschade als de initiatiefnemers van het windpark hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank. In deze omgevingsflits lichten wij enkele aspecten uit.

Planvergelijking: invulling tussengelegen gronden
Aan de orde is de vraag wat de meest nadelige invulling is van de tussenliggende gronden (tussen het perceel van appellanten en de windturbines). Volgens de initiatiefnemers zou dit een hoog bos (15 à 16 meter) zijn, wat geluid, zicht en licht zou dempen. De Afdeling gaat hierin niet mee. Bij een planschadebeoordeling moet juist worden uitgegaan van de meest nadelige invulling van de planologische mogelijkheden, dus van een scenario dat voor de aanvrager het meest ongunstig is. In dit geval betekent dat een invulling waarbij geen hoog bos aanwezig is, maar bijvoorbeeld extensief grasland dat ook is toegestaan binnen de bestemming "Bos". De planschadeadviseur is ten onrechte niet ingegaan op de mate van hinder die zou kunnen optreden bij een andere invulling van de bosbestemming, zoals grasland. De planvergelijking is op dit punt niet juist.
Wijze van waardering schadefactoren
Verzoekers stellen dat het schadeadvies niet goed toetsbaar zou zijn, omdat niet per schadefactor (zoals geluid of zicht) een afzonderlijk schadepercentage is gegeven. De Afdeling wijst dit bezwaar af. Het is niet vereist dat er per schadefactor een afzonderlijk percentage wordt toegekend om het advies inzichtelijk en toetsbaar te maken. Een algemene kwalificatie van het planologisch nadeel is voldoende.
Geluidhinder
Appellanten stellen dat geen rekening is gehouden met momenten waarop het geluid 's nachts hoger is dan 41 dB (Lnight). De Afdeling gaat hierin niet mee. Volgens vaste rechtspraak is het toegestaan om bij de beoordeling van geluidsoverlast voor planschade uit te gaan van gemiddelde geluidsniveaus, in plaats van piekniveaus.
Verder is de gemiddelde toename van het geluid in de nacht (ongeveer 11 dB) aangemerkt als een gering nadeel. Dat zij in een andere zaak (niet voor dit windpark) dezelfde toename als middelzwaar nadeel kwalificeerde, betekent niet dat het advies in deze zaak onjuist is. (ECLI:NL:RVS:2025:4408 en ECLI:NL:RVS:2025:4410)