Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Planschaderegeling Wro biedt bewust geen ruimte voor (gestelde) waardevermindering van roerende zaken

4 oktober 2024

Samenvatting

Samenvatting

In de uitspraak van 18 september 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:3750) oordeelt de Afdeling dat bij de beoordeling van een verzoek om een tegemoetkoming in geleden planschade geen betekenis toekomt aan de (gestelde) waardedaling van een roerend goed, omdat voor het bij wet gemaakte onderscheid tussen roerende en onroerende zaken een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. Appellant, eigenaar van een woonschip en tevens houder van een ligplaatsvergunning, stelde schade te hebben geleden als gevolg van de vaststelling van respectievelijk een (op de Wro gebaseerd) bestemmingsplan en uitwerkingsplan die voorzagen in de aanleg van een nieuwe brug. Na realisatie van de brug zou het namelijk niet langer mogelijk zijn om uit te varen met het woonschip, aldus appellant. Voor de waardevermindering van het woonschip en de ligplaatsvergunning wenst hij vervolgens te worden gecompenseerd. Tegen de afwijzende beslissing op zijn verzoek gaat appellant vervolgens in beroep en hoger beroep. De Afdeling overweegt ten aanzien van de (beweerdelijke) waardedaling van het woonschip dat de Wro geen definitie kent van een onroerende zaak (als bedoeld in art. 6.1, eerste lid, Wro). De Afdeling sluit voor de definitie hiervan aan bij art. 3:3 Burgerlijk Wetboek en bij de rechtspraak van de Hoge Raad (vgl. de Afdelingsuitspraak van 12 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:990) waaruit volgt dat een woonschip in beginsel geen onroerende zaak is: een woonschip is niet duurzaam met de bodem of oevers verenig. Dat een ligplaatsvergunning, adres en een wal- en rioolaansluiting noodzakelijk zijn om langdurig aan te meren maakt dit niet anders, een woonschip blijft immers verplaatsbaar. Naar het oordeel van de Afdeling bestaat er een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor het bij wet gemaakte onderscheid tussen roerende en onroerende zaken. Anders dan een onroerende zaak, kan een roerende zaak (zoals een woonschip) buiten de invloedssfeer van de planologische ontwikkeling worden verplaatst, zodat die ontwikkeling geen betekenis meer heeft voor de waarde van de betrokken roerende zaak. Indien geen rekening wordt gehouden met de mogelijkheid dat de betrokken roerende zaak wordt verplaatst, zou dat ertoe kunnen leiden dat de aanvrager een vergoeding ontvangt voor schade, die hij, nadat hij de betrokken roerende zaak heeft verplaatst, niet lijdt.

Artikel delen