Hanustaete en Komen verhuren een aantal recreatiewoningen op “Vakantiepark Oranje” in Midden-Drenthe ten behoeve van tijdelijke huisvesting arbeidsmigranten die elders werken. Volgens het bestemmingsplan rust op het perceel de bestemming "Recreatie" met de functieaanduiding "verblijfsrecreatie". Het college heeft een last onder dwangsom opgelegd wegens handelen in strijd met het bestemmingsplan, omdat het verblijf niet recreatief maar arbeidsgerelateerd zou zijn. Hanustaete en Komen hebben bezwaar gemaakt tegen de handhavingsbesluiten, omdat er volgens hen geen sprake is van strijd met het bestemmingsplan. Het college heeft deze besluiten in afwijking van het advies van de “Adviescommissie bezwaarschriften gemeente Midden-Drenthe” in stand gelaten. De rechtbank heeft het door Hanustaete en Komen ingestelde beroep gegrond verklaard en geoordeeld dat er geen sprake is van een overtreding. Het college heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De rechtbank oordeelde dat het gebruik van recreatiewoningen door arbeidsmigranten is toegestaan op basis van het bestemmingsplan, omdat in de definitie van "recreatiewoning" geen recreatief gebruik wordt voorgeschreven. Aan enkel de titel "Recreatie" komt geen betekenis toe; bepalend zijn de planregels. De aanduiding "verblijfsrecreatie" betreft volgens de rechtbank geen bestemming, maar slechts een locatieaanduiding. Omdat de op de plankaart aangegeven bestemming en planregels voldoende duidelijk zijn, wordt volgens de rechtbank niet toegekomen aan de context dan wel toelichting, dan wel wat onder het dagelijks spraakgebruik onder (verblijfs)recreatie wordt verstaan. Het beroep van Hanustaete en Komen is door de rechtbank gegrond verklaard.
Strijd met het bestemmingsplan
Het college stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat recreatiewoningen ook gebruikt mogen worden voor andere dan recreatieve doeleinden. Volgens het college volgt uit de bestemming "Recreatie" en artikel 8.1 van de planregels dat "recreatiewoning" uitsluitend recreatief gebruik toelaat. Omdat het begrip "Recreatie" niet is gedefinieerd, moet volgens het college worden aangesloten bij het dagelijks spraakgebruik, namelijk: “ontspanning in de vrije tijd’, waaronder het huisvesten van arbeidsmigranten niet valt. Ook betoogt het college dat, indien de planregels onduidelijk zijn, de rechtbank ten onrechte geen betekenis heeft toegekend aan de toelichting, waarin volgens het college staat dat huisvesting van arbeidsmigranten niet de bedoeling is.
Huishouden
Het college voert daarnaast aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat Hanustaete en Komen in strijd hebben gehandeld met artikel 8.1, onder c, van het bestemmingsplan, omdat niet is gebleken dat de arbeidsmigranten een huishouden of gelijkgestelde groep vormden zoals bedoeld in artikel 1, onder vv, van de planregels.
Strijd met het bestemmingsplan
De Afdeling oordeelt dat voor de vraag of er sprake is van strijd met het bestemmingsplan de bestemming, aanduidingen en bijbehorende planregels bepalend zijn, waarbij vanwege de rechtszekerheid een planregel letterlijk moet worden uitgelegd. Omdat de relevante planregels voldoende duidelijk zijn, is er geen ruimte voor uitleg aan de hand van de toelichting. In artikel 8.1, onder c, en artikel 1, onder vv, wordt niet vereist dat recreatiewoningen recreatief moeten worden gebruikt. De titel "Recreatie" maakt dit niet anders. Dat de titel van deze bestemming “Recreatie” is, betekent niet dat alle in artikel 8.1 van de planregels genoemde vormen van gebruik van gebouwen slechts zijn toegestaan voor zover het gaat om gebruik voor recreatieve doeleinden. De Afdeling bevestigt het oordeel van de rechtbank, namelijk dat er geen sprake is van een overtreding.
Het betoog slaagt niet.
Huishouden
De Afdeling stelt vast dat het betoog van het college over het ontbreken van een huishouden pas in hoger beroep is aangevoerd en daarom niet slaagt. In de eerdere besluitvorming is Hanustaete en Komen dit verwijt niet gemaakt. Daarnaast zijn ook geen stukken of controlerapporten aangevoerd waaruit blijkt hoeveel personen in de woningen verbleven of wat hun onderlinge verhouding was. Omdat niet kan worden vastgesteld of er ten tijde van de handhavingsbesluiten sprake was van strijd met artikel 1, onder vv, van de planregels, oordeelt de Afdeling dat het college niet bevoegd was handhavend op te treden.
Het betoog slaagt niet.
Het hoger beroep van het college is ongegrond. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd met verbetering van de gronden.