In de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 14 november 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:5608 (meer over deze 62ste BOPA-uitspraak is hier te lezen) is sprake van een combinatie van 2 Omgevingswet-leerstukken die erg in het nieuws zijn: de verlening van een BOPA en de beoordelingscriteria hiervan en de grotere rol onder de Omgevingswet voor zorgplichten.

Eiseres betoogt dat het college door de omgevingsvergunning te verlenen, onvoldoende invulling heeft gegeven aan de algemene zorgplichten uit artikel 1.6 en artikel 1.7 van de Ow. Het was de vraag of bij het beoordelen van een BOPA-aanvraag de gemeente al dan niet moet toetsen aan de algemene zorgplichten. Dit is niet het geval, de zorgplichten zijn geen beoordelingsregels.
De uitspraak handelt over een verleende omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan om een deel van de tuin als containeropstelplaats voor afval te gebruiken voor de aanwezige horecabedrijven.
De algemene zorgplichten uit artikel 1.6 en 1.7 van de Ow richten zich primair tot degene die een activiteit verricht. In dit geval is dat dus vergunninghouder. De zorgplichten richten zich niet tot het bestuursorgaan bij de uitoefening van zijn bestuurlijke taak om aan de hand van de voor de betrokken activiteit geldende beoordelingsregels besluiten te nemen op aanvragen om een omgevingsvergunning.
De zorgplichten hebben een rechtstreekse werking en kunnen niet als beoordelingsregel betrokken worden bij de vraag of een omgevingsvergunning kan worden verleend. Deze beroepsgrond slaagt niet.