Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Relativiteit van het opschorten van de termijn ex art. 4:15 lid 2 Awb

Het college van burgemeester en wethouders van Reimerswaal heeft een omgevingsvergunning verleend voor de verbouwing van een winkel tot appartementen. Een derde belanghebbende betoogt dat de omgevingsvergunning van rechtswege is ontstaan omdat het college niet tijdig heeft beslist, zie art. 4.15 lid 2 Awb. Het college stelt dat de beslistermijn rechtmatig was opgeschort, maar appellant betwist dat, omdat de schriftelijke instemming van de vergunninghouder met de verlenging ontbrak, zie AbRvS 15 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:120.

17 januari 2025

Jurisprudentie – Samenvattingen

De Raad van State stelt vast dat de beslistermijn alleen kan worden verlengd als de aanvrager schriftelijk instemt met uitstel voor afloop van de beslistermijn, zie AbRvS 27 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2098. Dit is niet gebeurd, waardoor de vergunning op 3 augustus 2021 van rechtswege is ontstaan.

Het college doet een beroep op het relativiteitsbeginsel en betoogt vervolgens dat artikel 4:15 lid 2 Awb uitsluitend de aanvrager van de vergunning beschermt en niet derden zoals appellant. De Afdeling verwerpt dit standpunt en verwijst naar de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II, 2005/06, 29 934, nr. 10). De schriftelijke instemmingseis is bedoeld om interpretatiegeschillen te voorkomen en is niet exclusief gericht op de bescherming van de aanvrager.

Omdat het college niet binnen de wettelijke termijn een besluit op de aanvraag heeft genomen en de termijn niet rechtsgeldig is verlengd, is de omgevingsvergunning van rechtswege verleend op 3 augustus 2021 (op grond van artikel 4:20b, eerste lid, Awb in combinatie met artikel 3.9 Wabo). Het daarna positieve besluit van 9 augustus 2021 is daardoor onbevoegd genomen. Het college moet de van rechtswege verleende omgevingsvergunning bekendmaken.

Artikel delen