[appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het relativiteitsvereiste van art. 8:69a Awb in de weg staat aan een inhoudelijk behandeling van zijn betoog dat niet voldaan wordt aan het Bouwbesluit 2012. Daartoe voert hij aan dat art. 8:69a Awb alleen van toepassing is op omgevingsvergunningen die met de reguliere voorbereidingsprocedure zijn voorbereid. Dit betekent volgens [appellant] dat art. 8:69a Awb niet aan hem kon worden tegengeworpen, aangezien het besluit van 2 februari 2021 is voorbereid met de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure.
[appellant] voert bovendien aan dat de bouwtechnische normen van het Bouwbesluit 2012 wel strekken tot de bescherming van zijn belang als eigenaar en gebruiker van het naastgelegen perceel. Volgens hem strekken deze normen namelijk tot de bescherming van zijn veiligheid en het voorkomen van beschadiging van zijn eigendom.
Uit de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) blijkt dat de wetgever met art. 8:69a Awb de eis heeft willen stellen dat er een verband is tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van degene die in (hoger) beroep komt.
De Afdeling stelt voorop dat, anders dan [appellant] stelt, de toepassing van art. 8:69a Awb niet beperkt is tot omgevingsvergunningen die met de reguliere voorbereidingsprocedure zijn voorbereid. Gelet op de tekst van deze bepaling ziet de toepassing daarvan op alle besluiten, ongeacht de gevolgde voorbereidingsprocedure.
Het relativiteitsvereiste kan in dit geval niet aan [appellant] worden tegengeworpen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de bouwtechnische normen van het Bouwbesluit 2012 niet alleen strekken tot de bescherming van de veiligheid van de mensen in het desbetreffende bouwwerken, maar ook tot de bescherming van de veiligheid van mensen in gebouwen op belendende percelen als het gaat om constructieve veiligheid, branddoorslag of -overslag. De kas en het waterbassin zijn op een afstand van ongeveer 4 m van de foliekas van [appellant] gerealiseerd. De afstand van de kas en het waterbassin tot de schuur van [appellant] bedraagt ongeveer 35 m respectievelijk 6 m. Aangezien het hier gaat om relatief korte afstanden, is de Afdeling van oordeel dat de normen van het Bouwbesluit 2012 niet aangemerkt kunnen worden als normen die kennelijk niet strekken tot het veiligheidsbelang van [appellant].