Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Scouting handelt niet onrechtmatig door haardblokken te gebruiken als brandstof voor kampvuren

De Rechtbank Den Haag oordeelt in zijn uitspraak van 13 juni 2025 (ECLI:NL:RBDHA:2025:10818) dat het college van burgemeester en wethouders het verzoek om handhavend optreden tegen het in de open lucht stoken van vuur op een scoutingterrein terecht heeft afgewezen, aangezien met het verbranden van daarvoor gebruikte haardblokken geen sprake is van een overtreding van het Activiteitenbesluit milieubeheer (“Abm”).

10 July 2025

In beroep voeren de omwonenden die hadden verzocht om handhaving onder meer aan dat het hout dat de scoutingverenigingen stoken als afvalstof moet worden aangemerkt, zodat de scouting handelt in strijd met het in art. 2.14a Abm neergelegde verbod om afvalstoffen (in de zin van art. 1.1, eerste lid, Wet milieubeheer) te verbranden. De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak volgt dat het begrip ‘afvalstoffen’ moet worden uitgelegd met inachtneming van de door het Hof van Justitie van de Europese Unie (“Hof”) over dit begrip gevormde jurisprudentie. Het is vaste rechtspraak van het Hof dat de vraag of een stof een afvalstof is, moet worden beantwoord met inachtneming van alle omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag zijn vooral het gedrag en de intentie van de houder in relatie tot de betekenis van de woorden ‘zich ontdoen van’ relevant. In dit verband verdient volgens het Hof bijzondere aandacht of de stof in kwestie voor de houder ervan geen nut heeft of meer heeft, zodat deze stof een last is waarvan hij zich wil ontdoen (vgl. de Afdelingsuitspraak van 20 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3328 en de daarin genoemde jurisprudentie van het Hof). Uit de rapportages van de toezichthouders blijkt volgens de rechtbank dat zij hebben geconstateerd dat de scoutingverenigingen uitsluitend haardblokken afkomstig van een bouwmarkt hebben verbrand. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich, gelet op de concrete omstandigheden van het geval, op het standpunt mogen stellen dat de haardblokken niet zijn aan te merken als afvalstoffen. Daarbij betrekt de rechtbank dat de haardblokken als product worden verkocht in bouwmarkten en welbewust met dit doel zijn geproduceerd. Voor de oorspronkelijke houders was het hout dus geen last waarvan zij zich hebben willen ontdoen, maar had het nog een nut. Zij konden het hout immers onder economisch gunstige omstandigheden verhandelen (vgl. de Afdelingsuitspraak van 19 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4130). Omdat de gebruikte haardblokken niet als afvalstof moeten worden aangemerkt, concludeert de rechtbank dat van een overtreding van het verbod van art. 2.14a, eerste lid, Abm geen sprake is. 

Artikel delen