De voorzieningenrechter heeft bepaald dat een initiatiefneemster in strijd handelde met de specifieke zorgplicht voor beschermde soorten. Dat terwijl uit een ecologisch onderzoek bleek dat geen kerkuilen of andere beschermde dieren aanwezig waren. Het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland (GS) legde de werkzaamheden stil en legde een last onder dwangsom op zodat de werkzaamheden niet zouden worden hervat.
De specifieke zorgplicht uit artikel 11.27 van het Besluit activiteiten leefomgeving verplicht een initiatiefnemer om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs verwacht mogen worden om gevolgen voor beschermde soorten te voorkomen. Dit betekent onder meer dat voorafgaand aan werkzaamheden voldoende onderzoek moet worden gedaan naar de aanwezigheid van beschermde dieren.
De initiatiefneemster is voornemens om op een perceel gebouwen te slopen en vier nieuwe woningen te realiseren. Op 11 december 2024 werd tijdens een controle door GS vastgesteld dat er werkzaamheden plaatsvonden zonder dat er afdoende onderzoek was verricht naar de aanwezigheid van beschermde dieren. In een van de te slopen gebouwen werden sporen van een kerkuil aangetroffen. De werkzaamheden moesten wegens overtreding van de specifieke zorgplicht daarom direct stil worden gelegd. Een week later, op 18 december 2024, legde GS een last onder dwangsom van € 50.000 op om de werkzaamheden gestaakt te houden.
Volgens verzoekster had zij wél aan haar zorgplicht voldaan door verschillende ecologische onderzoeken uit te voeren. Uit een onderzoek uit februari 2023 bleek dat er geen kerkuilen aanwezig waren. Volgens verzoekster had zij dus alle maatregelen getroffen die redelijkerwijs van haar verwacht mochten worden.
De voorzieningenrechter vond dat verzoekster niet voldoende maatregelen had getroffen. De rechter vond een recent natuurwaardenonderzoek uit maart 2024, dat ook was uitgevoerd in opdracht van verzoekster, doorslaggevend. In dat onderzoek werd vastgesteld dat er openingen in de gebouwen waren waar kerkuilen doorheen konden. Het rapport adviseerde om voorafgaand aan de werkzaamheden nader onderzoek uit te voeren. Verzoekster heeft dit advies niet opgevolgd en is gestart met de sloopwerkzaamheden.
De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekster de specifieke zorgplicht heeft geschonden. Van verzoekster mocht worden verwacht dat zij nader onderzoek zou doen op basis van de aanbevelingen uit het meest recente rapport. Omdat zij dat niet heeft gedaan, mocht GS handhavend optreden.
Een interessante vraag is wat de voorzieningenrechter had geoordeeld als het nieuwe onderzoek er niet was geweest. Had initiatiefneemster zich dan wel alleen op het ecologische rapport uit 2023 mogen baseren? De vraag beantwoorden is ingewikkeld, temeer omdat uit de uitspraak niet volgt of de van belang zijnde openingen ook al aanwezig waren toen het vorige onderzoek werd gedaan. Misschien was het onderzoek van initiatiefneemster gewoon niet goed genoeg. In het algemeen lijkt het verstandig om hoe jong of oud een onderzoek is, na te gaan of er geen veranderde omstandigheden zijn waardoor nieuw onderzoek gedaan moet worden. Ons advies: Houd rekening met de actuele situatie, en baseer je niet zomaar op (oudere) onderzoeken.