De ABRvS heeft op 5 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5339 de inmiddels vijfde uitspraak gewezen over de wijziging van een omgevingsplan. Bij besluit van 6 februari 2025 heeft de raad het "TAM-imro-omgevingsplan, hoofdstuk 22a Veldstraat ong. in Den Dungen" als wijziging van het omgevingsplan van de gemeente Sint-Michielsgestel (hierna: het besluit tot wijziging) vastgesteld. Hierbij wordt getoetst aan het ETFAL-criterium. Het besluit tot wijziging heeft specifiek betrekking op de braakliggende gronden aan de Veldstraat in Den Dungen (hierna: de locatie).

Op die locatie was een basisschool aanwezig. Het voorliggende besluit voorziet erin dat op de locatie 24 woningen mogen worden gebouwd, bestaande uit 16 appartementen en 8 grondgebonden woningen. De locatie grenst aan woonpercelen die liggen aan de Veldstraat, het Groot Grinsel, de Litserstraat en het Wilgenpad en ligt ingeklemd tussen woningen variërend van vrijstaande woningen, twee-onder-een kap woningen en appartementen. Interessante overwegingen zijn de volgende:
In de regels van het besluit tot wijziging zijn onder artikel 6.5 bepalingen opgenomen over de bouwactiviteit. In artikel 6.5.1, onder b, van die regels is bepaald wat buiten het bouwvlak mag worden gebouwd. Daar staan geen terrassen of balkons genoemd. Artikel 3.8 van de regels bepaalt verder dat bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen ondergeschikte bouwdelen, als balkons, buiten beschouwing wordt gelaten, mits het bouwdeel niet meer dan 1 m uitsteekt. Daarnaast blijkt uit de uitspraak van de voorzieningenrechter, onder 8.1, dat de balkons en terrassen op de tekeningen waar [appellant] en anderen naar verwijzen slechts een impressie zijn. De uiteindelijke situering van die balkons en terrassen komt aan de orde in de verdere uitwerking van het bouwplan, bij een aanvraag om omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit voor bouwen. Of de balkons en terrassen in overeenstemming zijn met de regels van het besluit tot wijziging, kan aan de orde komen bij de beoordeling van de omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit voor bouwen.
De Afdeling overweegt dat de omstandigheid dat niet alle bestaande bomen op de locatie behouden (kunnen) blijven, niet betekent dat daarom sprake is van een onaanvaardbare afname van groen in de omgeving en de raad niet overeenkomstig de gemeentelijke ambities op het gebied van klimaatadaptatie en duurzaamheid handelt. De raad heeft benadrukt dat, zoals te lezen is in de Nota van zienswijzen waarop is gereageerd op de zienswijze van [appellant] en anderen, de locatie ten behoeve van de voormalige basisschool al volledig bebouwd en verhard was. Een gedeelte van het aanwezige groen (bomen en struiken) is van slechte kwaliteit, zodat niet alles behouden kan worden. De twee bomen op de locatie waarvan in de motivering is geconstateerd dat deze van kwaliteit zijn en een hoge levensverwachting hebben, hebben de functie "Waarde - Waardevolle boom". Uit de artikelen 13.3 en 13.4 van de regels van het besluit tot wijziging blijkt dat gronden met deze functie mede bestemd zijn voor het behoud en bescherming van waardevolle en bijzondere boombeplantingen en dat het bebouwen van deze gronden in beginsel niet is toegestaan. Voor het aanbrengen van groenvoorzieningen is aan een deel van de gronden van de locatie de functie "Groen" toegekend, terwijl de gronden op grond van het voorgaande planologische regime die functie niet hadden, enkel de bestemming "Maatschappelijk". Onder deze omstandigheden, en gelet ook op de toelichting van de raad, bestaat geen grond voor het oordeel dat als gevolg van het besluit tot wijziging onaanvaardbaar veel groen verloren zal gaan en de raad niet in overeenstemming met de gemeentelijke ambities op het gebied van klimaatadaptie en duurzaamheid heeft gehandeld.
[appellant] en anderen zijn omwonenden van de locatie en wonen aan de Veldstraat of aan het Wilgenpad. Zij kunnen zich niet verenigen met het besluit tot wijziging, in het bijzonder vanwege de omvang van het geprojecteerde bouwprogramma. Ze zijn bang voor de gevolgen die het aantal woningen zal hebben op de leefbaarheid in de wijk. Het gaat dan onder meer om gevolgen voor de verkeersafwikkeling, de parkeerdruk en het groen in de omgeving.
De raad neemt een besluit tot wijziging van het omgevingsplan met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of met het besluit tot wijziging van het omgevingsplan sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot wijziging van het omgevingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
De Afdeling zal de beroepsgronden van [appellant] en anderen hieronder bespreken. Daarbij zal zij regelmatig verwijzen naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 juli 2025. De bespreking van de beroepsgronden is in deze volgorde:
[appellant] en anderen betogen dat de voorziene woningbouw niet passend is in de omgeving. De locatie waarop de woningen zijn voorzien is te klein voor het aantal van 24 woningen. Bovendien zijn in de Veldstraat momenteel 36 woningen aanwezig en wordt die straat (in de gemeentelijke welstandsnota) getypeerd als een straat met ruime kavels en individuele woningbouw. Een toename van 24 woningen, dat is een stijging van 67%, is niet passend en ook niet in overeenstemming met de uitgangspunten voor de ontwikkeling zoals is opgenomen in het projectplan. Ook past een massief appartementencomplex zoals met het besluit tot wijziging mogelijk wordt gemaakt niet in de omgeving.
De raad stelt zich op het standpunt dat het voorziene aantal woningen en de omvang van de bebouwing passend is in de omgeving. Het projectplan zoals dat eerder is opgesteld voor de ontwikkeling geeft slechts de hoofdlijnen daarvoor weer.
De Afdeling ziet, net zoals de voorzieningenrechter, geen reden om de raad niet in zijn standpunt te volgen. Voor haar motivering verwijst de Afdeling naar wat de voorzieningenrechter onder 7.1 van de uitspraak van 7 juli 2025 heeft overwogen. De Afdeling voegt daar nog aan toe dat zij ook van belang acht dat het voorgaande planologische regime op de locatie vergelijkbare bouwmogelijkheden bood en van die bouwmogelijkheden ook gebruik is gemaakt in de vorm van een basisschool. Ook is op de zitting gebleken dat naar aanleiding van het participatietraject voor het besluit tot wijziging, waarbij omgevingsdialogen en gesprekken tussen de gemeente, de ontwikkelaar en bewoners hebben plaatsgevonden, het voorziene appartementencomplex is aangepast van drie- naar tweelaags.
Op de zitting hebben [appellant] en anderen aanvullend het standpunt ingenomen dat de aard van de woningen, in de omvang zoals ze zijn voorzien, niet passend is in de omgeving. Uit het verweerschrift en de toelichting van de raad blijkt dat de 24 woningen allemaal sociale huurwoningen worden, terwijl uit de motivering bij het besluit tot wijziging blijkt dat slechts een gedeelte van de woningen sociale huurwoningen worden. Een invulling van het woningprogramma met 100 procent sociale huurwoningen heeft ingrijpende effecten voor de omgeving. [appellant] en anderen vrezen voor overlast en hebben op de zitting gewezen op situaties binnen de gemeente waar sociale huurwoningen voor structurele overlast zorgen. Bovendien zijn zoveel sociale huurwoningen volgens [appellant] en anderen ook niet nodig, zodat beter een divers woningbouwprogramma kan worden gerealiseerd.
De raad heeft in het verweerschrift, en ook op de zitting, toegelicht en bevestigd dat alle 24 woningen sociale huurwoningen worden. In de motivering bij het besluit tot wijziging staat per abuis aangegeven dat 8 van de 24 woningen middeldure huurwoningen zullen worden. Dat alle woningen sociale huurwoningen worden, is als zodanig vastgelegd in een anterieure overeenkomst tussen de initiatiefnemer en de gemeente. De raad heeft op de zitting de stelling van [appellant] en anderen, dat sociale huurwoningen in zijn algemeenheid, en in het bijzonder in de gemeente Sint-Michielsgestel, leiden tot overlast, uitdrukkelijk weersproken. Volgens de raad is deze uitlating van [appellant] en anderen ongefundeerd en onjuist. Als er binnen de gemeente sprake is van overlast bij woningen, is dat niet in algemene zin gerelateerd aan sociale huurwoningen. De raad heeft verder toegelicht dat het woningbouwprogramma helpt om te voldoen aan het minimum van 30 procent sociale huurwoningen in de gemeente. In de afgelopen jaren zijn binnen de gemeente te weinig sociale huurwoningen gebouwd. De 24 voorziene sociale huurwoningen dragen bij aan het aanwezige tekort binnen de gemeente, aldus de raad.
De door [appellant] en anderen uitgesproken vrees voor overlast hebben zij niet concreet onderbouwd. Gelet ook op de toelichting van de raad, acht de Afdeling die vrees ongegrond en ziet zij evenmin aanleiding voor het oordeel dat sociale huurwoningen niet nodig en passend zijn in de omgeving.
Ook dit betoog slaagt niet.
[appellant] en anderen betogen verder dat het bouwvlak zoals dat is opgenomen in het besluit tot wijziging niet juist is. Uit de tekeningen van de nieuwe woningen blijkt dat er balkons en terrassen aan de woningen zijn voorzien, maar die liggen blijkens de tekeningen buiten het bouwvlak. Omdat balkons deel uitmaken van het hoofdgebouw, moeten ze in het bouwvlak worden opgenomen, en niet daarbuiten.
In de regels van het besluit tot wijziging zijn onder artikel 6.5 bepalingen opgenomen over de bouwactiviteit. In artikel 6.5.1, onder b, van die regels is bepaald wat buiten het bouwvlak mag worden gebouwd. Daar staan geen terrassen of balkons genoemd. Artikel 3.8 van de regels bepaalt verder dat bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen ondergeschikte bouwdelen, als balkons, buiten beschouwing wordt gelaten, mits het bouwdeel niet meer dan 1 m uitsteekt. Daarnaast blijkt uit de uitspraak van de voorzieningenrechter, onder 8.1, dat de balkons en terrassen op de tekeningen waar [appellant] en anderen naar verwijzen slechts een impressie zijn. De uiteindelijke situering van die balkons en terrassen komt aan de orde in de verdere uitwerking van het bouwplan, bij een aanvraag om omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit voor bouwen. Of de balkons en terrassen in overeenstemming zijn met de regels van het besluit tot wijziging, kan aan de orde komen bij de beoordeling van de omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit voor bouwen.
Wat [appellant] en anderen aanvoeren leidt de Afdeling dan ook niet tot het oordeel dat de raad het besluit tot wijziging met de daarin opgenomen bouwvlakken niet zo had mogen vaststellen.
Het betoog slaagt niet.
[appellant] en anderen betogen dat niet in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Volgens hen heeft de raad de parkeerbehoefte op basis van de gemeentelijke parkeernota Beleidsregels parkeernormen Sint-Michielsgestel (hierna: de parkeernota) niet goed berekend. Bij de berekening is de raad namelijk uitgegaan van een lagere parkeernorm dan op basis van de parkeernota geldt. Uitgaande van de parkeernormen die de parkeernota voorschrijft, zouden in totaal 38,4 parkeerplaatsen benodigd zijn voor de nieuwe woningen, in plaats van de 32 parkeerplaatsen die de raad heeft berekend.
In paragraaf 5.12 van de motivering bij het besluit tot wijziging staat toegelicht hoe de parkeerbehoefte is berekend. De parkeerbehoefte is berekend aan de hand van de gemeentelijke parkeernota. Daarbij is uitgegaan van 8 grondgebonden sociale huurwoningen, waarvoor blijkens de parkeernota een norm van 1,3-1,6 per woning geldt, en van 16 sociale huurwoningen in de vorm van huurappartementen midden/goedkoop, waarvoor een parkeernorm van 1,1-1,4 per woning geldt. In opdracht van de initiatiefnemer heeft Goudappel in 2021 een onderzoek uitgevoerd naar autobezit in Sint-Michielsgestel. Dat onderzoek is als bijlage 10 bij de motivering gevoegd. In dat onderzoek is geconstateerd dat de gemiddelde werkelijke parkeerbehoefte voor grondgebonden sociale huurwoningen 1,4, en voor niet-grondgebonden sociale huurwoningen 1,0 per woning is. Uiteindelijk is, op basis van dat onderzoek, voor de woningen in het plangebied uitgegaan van een norm van 1,3 parkeerplaatsen per woning. Dat betekent dat afgerond 32 parkeerplaatsen nodig zijn, die binnen het plangebied zullen worden gerealiseerd.
De Afdeling ziet op basis van het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij de parkeerberekening niet uit heeft mogen gaan van een parkeernorm van 1,3 per woning. Daarvoor vindt zij van belang dat de parkeernota ruimte biedt voor maatwerk en in de parkeernota staat dat van de algemeen te hanteren parkeernormen kan worden afgeweken. [appellant] en anderen hebben de onderbouwing van de raad aan de hand van het onderzoek van Goudappel om in dit geval maatwerk te bieden, niet concreet bestreden. Met de parkeernorm van 1,3 parkeerplaatsen per woning blijft de raad ook binnen de bandbreedte van wat de parkeernota als normen hanteert voor (niet-)grondgebonden sociale huurwoningen. De raad heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat voor de voorziene woningen in voldoende parkeergelegenheid zal worden voorzien.
Het betoog slaagt niet.
Voor zover [appellant] en anderen in dit kader ook hebben gewezen op de inconsistentie in de motivering bij het besluit tot wijziging, namelijk dat daarin staat dat de 8 grondgebonden woningen als middeldure huurwoningen zullen worden gerealiseerd, overweegt de Afdeling dat, zoals ook hiervoor onder 6.3 aan de orde is gekomen, dit abusievelijk in de motivering is vermeld en zij daarom geen reden ziet dat de raad niet van 24 sociale huurwoningen heeft mogen uitgaan.
[appellant] en anderen betogen dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de gevolgen van de voorziene woningbouw op de verkeerssituatie in de omgeving. Een toename van 24 woningen in de woonwijk zal consequenties hebben voor de verkeersafwikkeling. De raad heeft een vergelijking gemaakt met de situatie waarin de basisschool aanwezig was, maar die situatie bestaat al 10 jaar niet meer. Gezien de grote toename van het aantal woningen had de raad de effecten daarvan moeten laten onderzoeken in een verkeersonderzoek.
In paragraaf 5.12 van de motivering van het besluit tot wijziging staat dat de hoofdontsluiting voor gemotoriseerd verkeer vanaf de locatie zal plaatsvinden op de Veldstraat. Daarmee komt de ontsluiting overeen met de ontsluiting van de voormalige basisschool.
De raad heeft in het verweerschrift aanvullend toegelicht dat de 24 woningen naar verwachting tussen de 150 en 200 motorvoertuigen per weekdagetmaal (hierna: mvt/etmaal) genereren. De capaciteit van de direct omliggende wegen, zoals de Veldstraat en Groot Grinsel, bedraagt tot 3.000 mvt/etmaal. De huidige verkeersintensiteit bedraagt ongeveer 200 mvt/etmaal voor de Veldstraat en 1.500 mvt/etmaal voor Groot Grinsel. De raad verwijst voor deze aantallen naar het provinciale verkeersmodel. De voormalige functie van de locatie als basisschool leidde naar verwachting tot een hogere verkeersgeneratie, maar de omliggende wegen konden dat verkeer goed afwikkelen. Daarom verwacht de raad geen problemen in de verkeersafwikkeling vanwege de nieuwe woningen.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad redelijkerwijs mogen afzien van het (laten) doen van een verkeersonderzoek, gelet op de beperkte verkeerstoename ten opzichte van de al bestaande verkeersstromen en de wegcapaciteit. De raad heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat geen problemen in de verkeersafwikkeling te verwachten zijn.
Het betoog slaagt niet.
[appellant] en anderen vrezen dat de komst van de nieuwe woningen zal leiden tot problemen in de afwatering. De raad wekt ten onrechte de indruk dat het verharde oppervlak op de locatie zal afnemen en vergelijkt daarbij de oude situatie (de aanwezigheid van de school) met de nieuwe situatie (de aanwezigheid van 24 woningen). De school is echter al jaren niet meer aanwezig. Bovendien was ten tijde van de aanwezigheid van de school ook relatief veel groen aanwezig op de locatie, terwijl nu vrijwel de gehele locatie wordt verhard. De raad heeft er daarbij ook geen rekening mee gehouden dat de afwatering in de (directe) omgeving al ondermaats is. Omwonenden hebben nu al in de wintermaanden structureel last van water in de kelders. Daar komt bij dat de gemeente zich in de Strategie Klimaatadaptatie heeft verplicht om bij een toename van verharding 70 mm per m2 verharding aan waterberging te creëren. Dat is niet geborgd met het besluit tot wijziging.
De Afdeling ziet in wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd geen reden voor het oordeel dat de raad zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat vanwege de ontwikkeling geen problemen in de waterafvoer te verwachten zijn. Ter onderbouwing van haar oordeel verwijst de Afdeling naar wat de voorzieningenrechter over dit betoog heeft overwogen in de uitspraak van 7 juli 2025, onder 10.1 en 10.2. De raad heeft op de zitting benadrukt dat het waterschap bij de voorbereiding van het besluit tot wijziging is betrokken en ook geen reden zag om te veronderstellen dat de bestaande hydrologische situatie door de komst van de 24 woningen zou verslechteren.
Het betoog slaagt niet.
[appellant] en anderen maken zich zorgen om geluid afkomstig van de fietsenbergingen die langs de perceelgrens van de woning aan de Veldstraat 15 komen.
De raad heeft toegelicht dat de fietsenbergingen met de dichte gevel naar de perceelgrens van Veldstraat 15 zijn geprojecteerd. De fietsbergingen zullen naar verwachting ook niet intensief worden gebruikt. Vanwege de beperkte omvang van de voorziene ontwikkeling, bestaat geen aanleiding om daaraan te twijfelen. De Afdeling ziet daarom geen grond om te twijfelen aan het standpunt van de raad dat de fietsenbergingen niet zullen leiden tot onaanvaardbare (geluid)hinder voor [appellant] en anderen.
Het betoog slaagt niet.
[appellant] en anderen betogen dat het besluit tot wijziging ertoe leidt dat onaanvaardbaar veel groen verloren zal gaan. Zo zullen maar 2 van de 15 bestaande bomen op de locatie worden behouden, terwijl juist bomen in het kader van klimaatadaptatie nodig zijn. De bewering in de motivering bij het besluit tot wijziging dat de locatie zal worden ingericht met ‘veel groen’ is niet onderbouwd en ook niet realistisch, omdat er nauwelijks ruimte is voor groen. Daarmee handelt de raad niet in overeenstemming met de gemeentelijke ambities op het gebied van duurzaamheid en klimaatadaptatie, zoals dat blijkt uit diverse gemeentelijke (beleids)documenten. Het gaat dan om het Bomenbeleidsplan, de Uitvoeringsagenda Klimaatadapatie, de Omgevingsvisie Sint-Michielsgestel, en de Strategie Klimaatadapatie. Dat de initiatiefnemer € 12.000,00 in het gemeentelijke groenfonds stort waarvan elders in de gemeente groen wordt gerealiseerd, gaat voorbij aan het feit dat ook hun wijk groen en leefbaar moet zijn. Dat ook de raad zelf meent dat de aanwezigheid van groen op de locatie onvoldoende is, blijkt wel uit het feit dat in de raadsvergadering van 6 februari 2025 een motie is aangenomen die ertoe strekt dat meer groen op de locatie wordt aangebracht. Al met al had de raad dus niet op deze wijze het besluit tot wijziging kunnen vaststellen.
[appellant] en anderen hebben in hun beroepschrift ten aanzien van deze grond ook de Europese Verordening inzake natuurherstel (Verordening (EU) 2024/1991) genoemd. Op de zitting is gebleken dat [appellant] en anderen niet hebben bedoeld daarop een beroep te doen. Hun stelling is dat de raad, in strijd met de gemeentelijke ambities en doelstellingen, met dit plan te veel groen verloren laat gaan en niet voldoende aandacht heeft besteed aan klimaatadaptieve maatregelen. [appellant] en anderen hebben op de zitting te kennen gegeven dat de Afdeling niet op voornoemde verordening in de uitspraak hoeft in te gaan.
De raad stelt zich op het standpunt dat met het besluit tot wijziging geen sprake is van een onaanvaardbare afname van groen en dat aandacht is besteed aan klimaatadaptieve maatregelen. Volgens de raad is geprobeerd om binnen de beschikbare ruimte zoveel mogelijk groen te behouden of terug te brengen. Op de locatie is een aantal bomen aanwezig, waarvan twee behouden blijven. Dat blijkt ook uit de motivering bij het besluit tot wijziging, waar op pagina 11 staat dat alle bomen op de locatie in kaart zijn gebracht. Een drietal bestaande bomen met een hoge levensverwachting en kwaliteit zouden behouden worden, maar uiteindelijk is toch een van die bomen gerooid. Om te bezien of meer bomen behouden kunnen blijven, is een Bomen Effect Analyse opgesteld, dat als bijlage bij het verweerschrift is gevoegd. Uit de analyse volgt dat drie andere aanwezige bomen op het perceel ook voor behoud in aanmerking komen. De bomen zijn echter niet beeldbepalend en staan niet op de gemeentelijke bomenlijst met waardevolle bomen. Verder is bij de vaststelling van het besluit tot wijziging een motie aangenomen die gericht is op het - waar mogelijk - integreren van bestaand en nieuw groen op de locatie. Ter uitvoering van die motie is een beplantingsplan opgesteld. Ook zullen de fietsenbergingen die op de locatie worden gerealiseerd worden uitgevoerd met groene daken. Volgens de raad wordt al met al voldaan aan de gemeentelijke ambities op het gebied van klimaatadaptatie en duurzaamheid.
De Afdeling overweegt dat de omstandigheid dat niet alle bestaande bomen op de locatie behouden (kunnen) blijven, niet betekent dat daarom sprake is van een onaanvaardbare afname van groen in de omgeving en de raad niet overeenkomstig de gemeentelijke ambities op het gebied van klimaatadaptatie en duurzaamheid handelt. De raad heeft benadrukt dat, zoals te lezen is in de Nota van zienswijzen waarop is gereageerd op de zienswijze van [appellant] en anderen, de locatie ten behoeve van de voormalige basisschool al volledig bebouwd en verhard was. Een gedeelte van het aanwezige groen (bomen en struiken) is van slechte kwaliteit, zodat niet alles behouden kan worden. De twee bomen op de locatie waarvan in de motivering is geconstateerd dat deze van kwaliteit zijn en een hoge levensverwachting hebben, hebben de functie "Waarde - Waardevolle boom". Uit de artikelen 13.3 en 13.4 van de regels van het besluit tot wijziging blijkt dat gronden met deze functie mede bestemd zijn voor het behoud en bescherming van waardevolle en bijzondere boombeplantingen en dat het bebouwen van deze gronden in beginsel niet is toegestaan. Voor het aanbrengen van groenvoorzieningen is aan een deel van de gronden van de locatie de functie "Groen" toegekend, terwijl de gronden op grond van het voorgaande planologische regime die functie niet hadden, enkel de bestemming "Maatschappelijk". Onder deze omstandigheden, en gelet ook op de toelichting van de raad, bestaat geen grond voor het oordeel dat als gevolg van het besluit tot wijziging onaanvaardbaar veel groen verloren zal gaan en de raad niet in overeenstemming met de gemeentelijke ambities op het gebied van klimaatadaptie en duurzaamheid heeft gehandeld.
Het betoog slaagt niet.
[appellant] en anderen betogen dat het besluit in strijd is met artikel 5.55 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant, omdat geen sprake is van een duurzame stedelijke ontwikkeling. Uit die bepaling volgt dat ontwikkelingen moeten bijdragen aan een gezonde leefomgeving, waarbij rekening wordt gehouden met klimaatverandering en met aandacht voor een natuurinclusieve inrichting. Dat dit niet het geval is, blijkt uit wat zij hebben betoogd over het verlies aan groen, het tekort aan parkeerplaatsen en de grote toename van het aantal woningen.
Artikel 5.55 van de Omgevingsverordening luidt, voor zover van belang:
"1. Een omgevingsplan dat een stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt voor wonen, werken of voorzieningen, wijst daarvoor een locatie aan binnen Stedelijk gebied en bevat een onderbouwing dat:
[…]
b. het een duurzame stedelijke ontwikkeling is.
2. Er is sprake van een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen als:
a. een goede omgevingskwaliteit wordt bevorderd, met aandacht voor een natuurinclusieve inrichting en een veilige en gezonde leefomgeving;
[…]
d. rekening wordt gehouden met klimaatverandering, waaronder het tegengaan van hittestress en voldoende ruimte voor de opvang of infiltratie van water;
[…]."
De Afdeling is hiervoor tot de conclusie gekomen dat alle betogen die [appellant] en anderen hebben aangevoerd, niet slagen. Nu [appellant] en anderen ter onderbouwing van hun stelling over de Omgevingsverordening wijzen op wat ze hiervoor hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het wijzigingsbesluit in strijd met artikel 5.55 van de Omgevingsverordening is vastgesteld.
Noot Y. Schönfeld
Dit is de inmiddels 5e omgevingsplanuitspraak.
1. Op 18 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5222 is de eerste uitspraak gewezen over een wijziging van het omgevingsplan (een TAM-IMRO-omgevingsplan). Zie hierover:
https://omgevingsweb.nl/samenvatting/eerste-uitspraak-abrvs-over-tam-imro-omgevingsplan/
2. De tweede omgevingsplanuitspraak, en dan zelfs over een nieuw deel van het omgevingsplan, is gewezen op 30 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1928 en handelde over de wijziging van het omgevingsplan van de gemeente Amsterdam. Er wordt in de desbetreffende omgevingsplanwijziging onder meer voorzien in het integraal voor de gehele gemeente verplaatsen van een groot aantal regels, al dan niet inhoudelijk gewijzigd, uit de in hoofdstuk 22 van het omgevingsplan opgenomen bruidsschat naar andere hoofdstukken vanh et nieuwe deel van het omgevingsplan. Verder wordt met het besluit tot wijziging voorzien in de opname van een groot aantal ruimtelijke regels in het nieuwe deel, waarmee de komende jaren de bestaande bestemmingsplannen en andere ruimtelijke besluiten op geharmoniseerde wijze vervangen kunnen worden.
3. Op 7 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3035 heeft de ABRvS voor de tweede maal een uitspraak gedaan over een TAM-IMRO-omgevingsplan (hoofdstuk 22a van het omgevingsplan). Dit was dus de 3e omgevingsplan-uitspraak: https://omgevingsweb.nl/samenvatting/2de-uitspraak-abrvs-over-tam-imro-omgevingsplan-en-etfal/
4. Op 22 september 2025, ECLI:NL:RVS:2025:4476 heeft de ABRvS voor de vierde maal een uitspraak gedaan over de wijziging van het omgevingsplan. Het betrof hier een wijziging tot het laten vervallen exploitatieplan: https://omgevingsweb.nl/samenvatting/4e-omgevingsplanuitspraak-abrvs-wijziging-tot-het-laten-vervallen-exploitatieplan/