De zaak gaat over een geweigerde omgevingsvergunning voor een mestplaat, stal, paardenbak en paddock bij een paardensportcentrum in Oss. Het college had de vergunning geweigerd omdat geen sprake zou zijn van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De aanvrager is het hiermee niet eens en stelt beroep in. De buurman, eigenaar van een bedrijfsverzamelgebouw, is het wel eens met de weigering.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college te snel aangenomen dat de geur van de manege activiteiten niet aanvaardbaar is. In het stukje paardenbak dat binnen de richtafstand ligt, zullen niet doorlopend paarden staan. Bovendien wordt er binnen de richtafstand niet gewoond. De rechtbank ziet daarom niet in waarom het college de omgevingsvergunning voor de mestplaat, de stal en de paardenbak niet heeft verleend. Dit past binnen een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat dit niet een situatie is die onlangs is ontstaan. De manege en het bedrijfsverzamelgebouw liggen al bijna 25 jaar naast elkaar en de paardenbak is al zeer geruime tijd geleden aangelegd. De rechtbank acht daarom ook niet waarschijnlijk dat de bedrijfsactiviteiten van de derde-partij mogelijk de paarden verstoren en ziet hierin geen reden voor het college om de omgevingsvergunning te weigeren.
Het college heeft van de aanvrager ook een AERIUS-berekening verlangd. Aanvrager is het hier niet mee eens, omdat de regels van hoofdstuk 5 Bkl niet zien op de gevolgen van een omgevingsplanactiviteit voor Natura 2000-gebieden. Het college heeft vastgesteld dat binnen 25 km Natura-2000 gebieden zijn gelegen, het gaat om een nieuwe activiteit en hij dus AERIUS-berekeningen mocht verlangen, ook in het kader van de uitvoerbaarheid van het project.
De rechtbank oordeelt dat bij een BOPA het college niet uitputtend hoeft te beoordelen of significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden zullen optreden. Dat is aan Gedeputeerde Staten. Gezien de afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is er geen aanleiding om aan te nemen dat zulke gevolgen zich voordoen. Er is dus ook geen enkele aanleiding voor het oordeel dat het project niet uitvoerbaar is.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het weigeringsbesluit onvoldoende is gemotiveerd en vernietigt het besluit. Rechtbank Oost-Brabant, 19 september 2025 ECLI:NL:BOBR:2025:5801