Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Tijdelijke opvanglocaties een spoedeisend belang en is advies nodig?

De komst van tijdelijke opvanglocaties voor asielzoekers en ontheemden is inmiddels een terugkerend thema. Door de aanhoudende druk op de opvangcapaciteit worden steeds meer gemeenten geconfronteerd met de vraag waar en hoe deze locaties kunnen worden gerealiseerd. Dat veroorzaakt maatschappelijke onrust en leidt met name bij omwonenden tot juridische procedures door zorgen over de aantasting van hun leefomgeving.

Adriaanse van der Weel Advocaten 19 December 2025

Jurisprudentie – Samenvattingen

In een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 19 november 2025 (ECLI:NL:RBDHA:2025:21656) staat een dergelijke tijdelijke opvanglocatie centraal. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland (hierna: het college) heeft een besluit tot verlening van een omgevingsvergunning genomen voor een tijdelijke opvanglocatie voor 225 asielzoekers voor 5 jaar. Omwonenden hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt en daarnaast een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.

De omwonenden voeren aan dat de vergunningverlening ingrijpende gevolgen heeft voor hun woon- en leefklimaat. Zij betwisten onder meer de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de opvanglocatie en stellen dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met de aard en omvang van de ontwikkeling. Daarnaast menen zij dat het college de gemeenteraad en het college van gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland (hierna: GS) hadden moeten betrekken door het vragen van een advies en dat dit ten onrechte is nagelaten.

Het college stelt zich daarentegen op het standpunt dat sprake is van een zorgvuldig voorbereid besluit. Volgens het college voldoet de opvanglocatie aan de vereisten van een goed woon- en leefklimaat en is er sprake van een maatschappelijk noodzakelijke voorziening. Ook betoogt het college dat de regelgeving geen verplichting bevat om in dit geval een advies van de gemeenteraad of GS te vragen.

Spoedeisend belang?
De eerste vraag die de voorzieningenrechter moet beantwoorden is of de verzoekers een spoedeisend belang hebben bij hun verzoek. Het college had betoogd dat van echte spoed geen sprake is, omdat de bezwaren alleen zijn gericht tegen het gebruik van de woonunits en niet tegen de bouw ervan en dat de vergunning niet tot onomkeerbare gevolgen zou leiden.

De voorzieningenrechter volgt dit betoog niet en oordeelt dat het spoedeisend belang is gegeven, juist omdat verzoekers willen voorkomen dat de opvanglocatie daadwerkelijk in gebruik wordt genomen. Daarbij benadrukt de rechter dat spoedeisend belang niet uitsluitend samenhangt met fysieke onomkeerbaarheid. Ook de maatschappelijke en feitelijke impact van ingebruikname kunnen maken dat een voorlopig rechterlijk oordeel gerechtvaardigd is. Daarmee wordt de lijn in de rechtspraak bevestigd dat bij dit soort projecten relatief snel een spoedeisend belang wordt aangenomen.

Advies van de gemeenteraad en gedeputeerde staten
Een juridisch interessant onderdeel van de uitspraak betreft de rol van de gemeenteraad en GS. Verzoekers stelden dat het college niet had mogen besluiten voordat een bindend advies aan de raad gevraagd was. Het college handelt hierdoor volgens de omwonenden in strijd met artikel 16.15a, onder b, en artikel 16.15b van de Omgevingswet in samenhang met artikel 4.21, eerste lid, van het Omgevingsbesluit.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de lijst van de gemeente Midden-Delfland waar gevallen zijn opgenomen waarin een raadsadvies verplicht is, ziet op het bouwen van woningen en niet op het realiseren van een opvangvoorziening met een maatschappelijke functie, zoals een AZC. De opvang van asielzoekers wordt in dit verband niet gelijkgesteld met reguliere woningbouw. Daarmee komt de rechter tot het voorlopige oordeel dat het college geen advies van de gemeenteraad hoefde in te winnen. 

Daarnaast voeren omwonenden aan dat een advies van GS vereist was op grond van het besluit van de gemeente waarin buitenplanse omgevingsplanactiviteiten zijn aangewezen waarvoor advies vereist is. Op grond van dit besluit is advies niet vereist indien er aantoonbaar vooroverleg is geweest. De voorzieningenrechter oordeelt dat niet kan worden vastgesteld dat volledig is voldaan aan de voorwaarden die gelden voor deze uitzondering. Het is namelijk niet duidelijk of i) door of namens GS een positieve schriftelijke vooroverlegreactie is gegeven, ii) daarbij expliciet is aangegeven dat het niet nodig is het besluit ter advisering aan GS voor te leggen, en iii) is aangetoond dat de verleende omgevingsvergunning in overeenstemming is met de uitkomsten van dat vooroverleg. De voorzieningenrechter volgt het college wel in het standpunt dat de ontwikkeling in overeenstemming is met artikel 7.52, lid 7 omgevingsverordening. In dit artikel is een uitzondering opgenomen voor andere ruimtelijke ontwikkelingen op bedrijventerreinen bij een zwaarwegend algemeen belang, waaronder expliciet de (tijdelijke) huisvesting van asielzoekers. Het college heeft daarom niet in strijd met artikel 4.25, lid 1, onder g, van het Omgevingsbesluit, in samenhang met artikel 16.15a, onder d, van de Omgevingswet gehandeld. 

Evenwichtige toedeling van functies aan locaties
Tot slot staat de vraag centraal of de tijdelijke opvanglocatie voldoet aan het vereiste van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties op grond van artikel 8.0a lid 2 Bkl (hierna: ETFAL). De rechter komt tot het voorlopig oordeel dat het college de vergunning voldoende ruimtelijk heeft onderbouwd en dat wat verzoekers hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure niet in stand zal kunnen blijven. 

Conclusie
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Hoewel het spoedeisend belang van de omwonenden wordt erkend, ziet de rechter geen duidelijke aanwijzingen dat de omgevingsvergunning onrechtmatig is. De ruimtelijke onderbouwing houdt voorlopig stand en het ontbreken van een raadsadvies en advies van GS vormen geen juridisch gebrek.

De uitspraak laat zien hoe de voorzieningenrechter oog houdt voor de maatschappelijke context, maar ook met een strikte uitleg van bevoegdheden. De motivering van ETFAL blijft bij deze ontwikkelingen een belangrijk aspect en kan een procedure maken of breken. 

Artikel delen