Recent heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) moeten oordelen over een belangrijke vraag in een geschil over toelating van gewasbeschermingsmiddelen. Die vraag was of het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) bij besluitvorming over de toelating van een gewasbeschermingsmiddel rekening moet houden met artikel 6 van de Habitatrichtlijn. Het CBb beantwoordt die vraag bij uitspraak van 14 oktober 2025 (ECLI:NL:CBB:2025:549).

Centraal in deze zaak staat een verlengingsbesluit voor een aantal glyfosaathoudende gewasbeschermingsmiddelen. De vereniging Meten=Weten komt tegen dat besluit in beroep op en voert onder meer aan dat bij het aangevallen besluit ten onrechte geen rekening is gehouden met artikel 6 van de Habitatrichtlijn. Volgens Meten=Weten volgt uit het Kokkelvisserijarrest (ECLI:EU:C:2004:482) dat alle met overheidsgezag beklede instanties, alsmede rechterlijke instanties, de plicht hebben de bepalingen van de Habitatrichtlijn uit te voeren. Deze verplichting geldt volgens de vereniging ook voor het Ctgb. Omdat deze verplichting niet in de Wet natuurbescherming (inmiddels: Omgevingswet) is gecodificeerd, is volgens Meten=Weten ook sprake van een onvolledige implementatie van de Habitatrichtlijn.
Het CBb gaat aan deze stelling voorbij en overweegt dat Verordening (EG) 1107/2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, geen aanknopingspunten bevat voor het oordeel dat het Ctgb bij de toelating van gewasbeschermingsmiddelen ook artikel 6 van de Habitatrichtlijn moet toepassen. Artikel 6 van de Habitatrichtlijn is geïmplementeerd in de tot 1 januari 2024 geldende Wet natuurbescherming (en per 1 januari 2024 in de Omgevingswet). Volgens deze natuurregelgeving zijn gedeputeerde staten het bevoegde gezag, en niet het Ctgb. De toets die het Ctgb bij de toelating van een gewasbeschermingsmiddel uitvoert, is ook een volledig andere toets dan de toets in het kader van de Wet natuurbescherming. Het CBb wijst op de uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 april 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:1428 (Holtingerveld)), waarin de Afdeling tot een vergelijkbaar oordeel komt. Het CBb is van oordeel dat hieruit volgt dat, zelfs als de implementatie van de Habitatrichtlijn in de Wet natuurbescherming in de praktijk tekort zou schieten, dit niet betekent dat het Ctgb, naast de in de Verordening (EG) 1107/2009 neergelegde criteria, toepassing had moeten geven aan artikel 6 van de Habitatrichtlijn.
Deze uitspraak maakt duidelijk dat het feit dat een gewasbeschermingsmiddel is toegelaten, geen rol speelt bij de Natura 2000-toets.