Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Tuin(ver)huis

In deze zaak die speelde bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State staat een tuinhuisje centraal. De eigenaar van het tuinhuisje (hierna: ‘wederpartij’) had een tuinhuisje in zijn voortuin gebouwd zonder dat hij een benodigde vergunning hiervoor had. Het college achtte dit niet wenselijk en legde op 12 juni 2019 een last onder dwangsom op. Wanneer wederpartij het tuinhuis niet zou verwijderen en verwijderd houden was hij een dwangsom verschuldigd van € 10.000,00.

8 May 2025

Jurisprudentie – Samenvattingen

Het college verklaarde het bezwaar van wederpartij bij besluit van 7 december 2020 ongegrond. De rechtbank verklaarde echter het beroep van wederpartij wel gegrond en vernietigde het besluit van 7 december 2020 en bepaalde dat de uitspraak in de plaats kwam van dit vernietigd besluit. Het college kon zich niet met deze uitspraak verenigen en stelde hoger beroep in bij de Afdeling.

Wederpartij stelt dat het tuinhuisje inderdaad niet vergunningsvrij mocht worden gebouwd op de plek waar dit tuinhuisje nu gebouwd is. Drie meter verderop mag dit echter wel. Volgens wederpartij zou het onevenredig zijn om het tuinhuisje drie meter te verplaatsen. Dit is volgens appellant daarom dan ook een bijzondere reden om af te zien van handhavend optreden. Het college stelt echter dat er geen sprake is van een bijzonder geval, omdat wederpartij het tuinhuisje welbewust op deze locatie heeft neergezet nadat het college een aanvraag om omgevingsvergunning voor deze locatie had geweigerd. Wanneer het tuinhuisje toch mag blijven staan op deze locatie wordt wederpartij volgens het college beloond voor het handelen in strijd met wet- en regelgeving en kan dit tot precedentwerking leiden. Het algemeen belang van naleving van wet- en regelgeving weegt om deze redenen zwaarder dan het belang van wederpartij, aldus het college.

De Afdeling volgt het betoog van het college. Bouwen zonder de daarvoor benodigde omgevingsvergunning, terwijl wederpartij wist dat hij een omgevingsvergunning nodig had, komt voor rekening van wederpartij. Dat door het college de gewenste vrije zichtlijnen niet worden veranderd door het verplaatsen van het tuinhuisje doet hier volgens de Afdeling niets aan af. Het college mocht een zwaarder gewicht toekennen aan het algemeen belang van handhaving van wet- en regelgeving dan aan het belang van wederpartij. De Afdeling besluit om met toepassing van artikel 8:72 van de Algemene wet bestuursrecht appellant vijf maanden te tijd te geven om het tuinhuisje te verwijderen of te verplaatsen. Doet hij dit niet, is hij alsnog een dwangsom van € 10.000,00 verschuldigd.

Artikel delen