Uitbreiding pluimveehouderij Nieuw Annerveen
Een pluimveehouder heeft een natuurvergunning uit 2016, gebaseerd op het in 2019 onrechtmatig verklaarde PAS. In 2018 vraagt hij een vergunning aan om uit te breiden. GS verleent de vergunning in 2020. Op basis van een voortoets en met toepassing van intern salderen concludeert dit college dat er geen toename is van stikstofdepositie. Het beroep hiertegen van MOB wordt gegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat een PAS- vergunning, verleend met gebreken, gelet op art. 6 lid 3 Habitatrichtlijn niet zonder herbeoordeling mag worden betrokken bij de verlening van een nieuwe natuurvergunning voor wijziging van het project. De rechtbank verwijst naar het Aqua Pri-arrest van het Hof van Justitie (ECLI:EU:C:2022:864).
7 May 2025

GS gaat in hoger beroep en stelt dat het niet zo kan zijn dat aan een natuurvergunning waarvan de beoordeling naar huidig inzicht gebrekkig is geweest geen referentiesituatie kan worden ontleend.
De Afdeling is dezelfde opvatting toegedaan. De Afdeling verwijst naar de bekende uitspraken van 18 december 2024 over intern salderen (
ECLI: NL: RVS:2024:4923) waarin onder r.o. 18 al met zoveel woorden is geoordeeld dat ook gebrekkig tot stand gekomen toestemmingen, zoals een PAS-vergunning, kunnen worden meegenomen in een passende beoordeling van een project en dus ook gebruikt kunnen worden om intern te salderen.
Daarnaast speelt in de zaak de vraag wanneer er sprake is van een en hetzelfde project. Moeten dan de onderdelen van het project die ongewijzigd blijven ook beoordeeld worden? Bijvoorbeeld wanneer er meer stallen zijn voor pluimvee en er in een van de stallen geen wijzigingen plaatsvinden ten opzichte van de bestaande situatie die reeds vergund was? De Afdeling zet de lijn uit de uitspraken van 18 december 2024 voort. De mogelijk te verlenen vergunning moet betrekking hebben op het geheel. Het college zal de aanvraag, die in dit geval betrekking heeft op het gehele project na wijziging, opnieuw moeten beoordelen waarbij een vergelijking van de gevolgen van de beoogde situatie met de gevolgen die zijn toe te rekenen aan de bestaande natuurvergunde situatie (intern salderen) mag plaatsvinden in de passende beoordeling.
De vraag of een strengere beoordeling moet plaatsvinden van het additionaliteitsvereiste als intern gesaldeerd wordt met een PAS-vergunning, zoals betoogd door MOB, is niet beantwoord.
In de uitspraken van 18 december 2024 stelde de Afdeling dat het bevoegd gezag bij de toepassing van dit vereiste een beoordelingsmarge heeft. In het besluit dient te worden gemotiveerd hoe deze beoordeling heeft plaatsgevonden. Een door het bevoegd gezag opgemaakt plan, programma of pakket van maatregelen waarin gemotiveerd wordt welke instandhoudingsmaatregelen en passende maatregelen nodig zijn kan behulpzaam zijn bij de beoordeling of aan het vereiste is voldaan.
De Afdeling volgt in deze uitspraak de lijn uit de veelbesproken uitspraken van 18 december 2024 en bevestigt nogmaals dat deze lijn in overeenstemming is met de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie.
We weten nu wanneer er sprake is van een nieuw project en wat alsdan in de beoordeling moet worden betrokken. Van het bevoegd gezag wordt verwacht dat zij goed in beeld brengt in het besluit, bij voorkeur onder verwijzing naar een plan of programma of pakket aan maatregelen hoe invulling is gegeven aan het additionaliteitsvereiste.