De rechtbank Oost-Brabant heeft op 7 oktober 2025, ECLI:NL:RBOBR:2025:3644 een uitspraak gedaan over een besluit tot actualisering van een revisievergunning milieu op basis van de Omgevingswet (artikel 5.38 Omgevingswet jo. artikel 8.99, eerste lid, onder b van het Besluit kwaliteit leefomgeving, Bkl). Ook de nieuwe systematiek van inwerkingtreding van besluiten onder de Omgevingswet (artikel 16.79) kwam hierbij aan de orde. De voorzieningenrechter is gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen na de periode van vier weken als bedoeld in artikel 16.79, tweede lid Omgevingswet. Het bestreden besluit is dus al in werking getreden.

Artikel 5.38, lid 1, onder b Ow bepaalt dat voor zover een omgevingsvergunning betrekking heeft op een milieubelastende activiteit, tenzij het gaat om een op grond van artikel 5.26, vierde lid, aangewezen geval beziet het bevoegd gezag regelmatig of de voorschriften van de vergunning nog toereikend zijn gezien de ontwikkelingen van de technische mogelijkheden tot het beschermen van het milieu en de ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit van het milieu.
Artikel 8.99, lid 1, onder b Bkl bepaalt dat het bevoegd gezag de aan de omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit verbonden voorschriften als door toepassing van artikel 5.38, eerste lid, van de wet blijkt dat de milieuverontreiniging die de activiteit veroorzaakt door de ontwikkeling van de kwaliteit van het milieu verder moet worden ingeperkt.
Gelet op de inschakeling van de StAB en de belangen van verzoekster waaronder de behoefte om te beproeven of de lozing van PFBS verder kan worden beperkt, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om voorschrift 1.1.1 van het bestreden besluit te schorsen onder strenge voorwaarden. Deze voorwaarden zijn besproken op de zitting en tussen partijen. De voorwaarde waarover geen overeenstemming is bereikt, betreft het bepalen van een vervangende jaarvracht PFBS in 2025. De voorzieningenrechter vindt het noodzakelijk om de jaarvracht PFBS te beperken teneinde te voorkomen dat er geen enkele lozingseis meer geldt. Hierbij stelt de voorzieningenrechter weliswaar als voorwaarde bij de voorlopige voorziening een ruimere lozingseis dan in het bestreden besluit maar deze eis is aanzienlijk strenger dan de hoeveelheid PFBS die in de afgelopen jaren is geloosd. Bovendien gelden daarnaast de andere voorwaarden waardoor de lozing van PFBS wordt beperkt. Als de voorwaarden niet worden nageleefd, vervalt de voorlopige voorziening automatisch (zonder enige tussenkomst van de voorzieningenrechter) en is voorschrift 1.1.1 direct en onverkort van toepassing.
Het college heeft met het besluit van 25 maart 2025 de revisievergunning uit 2002 (die na invoering van de Omgevingswet gelijk is gesteld met een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit) van verzoekster gewijzigd met toepassing van artikel 5.38 van de Omgevingswet in combinatie met artikel 8.99, eerste lid, onder b van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Het gaat om de toevoeging van de volgende voorschriften:
( i) een lozingsnorm van 2,75 kg/jaar (maximum jaarvracht) met betrekking tot de hoeveelheid PFBS gemeten met meetmethode NEN-ISO 21675 en PFBS meetpunt 4 (eindlozing op de afvalwaterpersleiding) in de jaren 2025 en 2026, (voorschrift 1.1.1 van het bestreden besluit);
(ii) een controleverplichting door een continue debietmeting en door bemonstering en meting van een volume-proportioneel etmaalmonster 3x per week op voornoemd meetpunt, en een overeenkomstige maandelijkse rapportageverplichting aan het bevoegd gezag (voorschriften 1.2.1 en 1.2.2 van het bestreden besluit).
Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld (geregistreerd onder zaaknummer SHE 25/1076) en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen na de periode van vier weken als bedoeld in artikel 16.79, tweede lid, van de Omgevingswet. Het bestreden besluit is dus al in werking getreden.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten.
-Verzoekster is een plasticfabrikant in de gemeente Bergen op Zoom. Zij produceert sinds 1971 op haar terrein in Bergen op Zoom hoogwaardige kunststofproducten. In Bergen op Zoom werken 1.350 werknemers op een fabrieksterrein van 150 hectare, waarmee de site een van grootste fabrieken (en werkgevers) van Noord-Brabant is.
-PFBS is een noodzakelijke hulpstof voor het maken van bepaalde soorten ‘grades’ kunststof voor toepassingen zoals elektrische apparaten en medische apparatuur. PFBS heeft belangrijke vlam vertragende eigenschappen.
-In 2019 heeft een voorval plaatsgevonden bij verzoekster waardoor op het terrein afvalwater in de bodem terecht is gekomen. Toen is gebleken dat het afvalwater van verzoekster PFBS bevat. Apparatuur zoals een menger die wordt gebruikt voor het fabriceren van plastics moet worden gereinigd en als bij het fabriceren van de plastics PFBS wordt toegepast, komt PFBS met het reinigen in dat waswater terecht. Het waswater wordt afgevoerd naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) op eigen terrein van verzoekster. Omdat PFBS niet verwijderd kan worden in de AWZI, zitten er in het gezuiverde effluent resten PFBS. Het effluent van de AWZI gaat via een leiding naar een aansluiting op een afvalwaterpersleiding (AWP) van het Waterschap Brabantse Delta (het Waterschap). De AWP transporteert het effluent vanuit de RWZI te Bath naar de Westerschelde.
-Op 15 februari 2024 heeft de minister het college verzocht om de omgevingsvergunning te wijzen. Het verzoek betreft het opnemen van een tijdelijke lozingseis voor PFBS.
-Op 24 april 2024 heeft het college een ontwerpbeschikking vastgesteld met een (tijdelijke) lozingsnorm van 0,75 kg over een periode van 3 maanden (3 kg/jaar) die van toepassing zou zijn tot 1 januari 2026. Die norm was gebaseerd op de voor PFOA geldende norm in oppervlaktewater van 48 ng/l. Verzoekster en Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. (MOB), te Nijmegen hebben zienswijzen ingediend. Rijkswaterstaat Zee en Delta heeft namens de Minister een advies uitgebracht. Naar aanleiding van dit advies is de lozingsnorm in het definitieve besluit aangescherpt ten opzichte van het ontwerpbesluit tot een jaarvracht van 2,75 kg op meetpunt 4 (de eindlozing op de AWP).
De bodemzaak zal worden behandeld door een meervoudige kamer op 23 september 2025 die er naar zal streven binnen twee weken na de zitting uitspraak te doen. De voorzieningenrechter zal met instemming van partijen deel uitmaken van deze meervoudige kamer. De voorzieningenrechter heeft ter voorbereiding van de behandeling door de meervoudige kamer met partijen besproken welke vragen aan de StAB zullen worden gesteld. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter inlichtingen gevraagd aan partijen. De meervoudige kamer zal later beslissen of MOB, de wijkvereniging Noordgeest en de Stichting Gezond Water in de gelegenheid worden gesteld als partij aan deze procedure deel te nemen. Deze uitspraak gaat dus alleen over de vraag of in afwachting van de uitspraak op het beroepschrift maatregelen moeten worden getroffen met betrekking tot de lozing van afvalwater.
De voorzieningenrechter stelt het volgende vast naar aanleiding van de zitting van 28 mei 2025.
- Verzoekster treft al maatregelen ter beperking van de lozing van PFBS:
-PFBS wordt alleen toegepast in de LXF Plant. Deze procesvoering wordt beschreven in paragraaf 5.1 van de brief van verzoekster aan het college van 15 november 2024.
-De productie van PFBS houdende producten vindt plaats in zogenoemde masterbatches. Deze procesvoering wordt beschreven in paragraaf 5.2 van de brief van verzoekster aan het college van 15 november 2024.
-PFBS wordt betrokken van een andere leverancier. Dit materiaal heeft een betere vloeiende fysische norm en kan via de feeder in plaats van de menger worden toegevoegd. Deze procesvoering wordt beschreven in paragraaf 5.2 van de brief van verzoekster aan het college van 15 november 2024.
-Verzoekster past een zuiveringstechniek met IEX-resin toe. Deze procesvoering wordt beschreven in paragraaf 6.4 van de brief van verzoekster aan het college van 15 november 2024.
-Verzoekster gaat aanvullend een aanpassing doorvoeren bij de afvoer van koelwater.
-Verzoekster is bereid om de productie met de eerstvolgende masterbatch pas uit te voeren na de aanvullende aanpassing bij de afvoer van koelwater.
De voorzieningenrechter houdt rekening met de volgende omstandigheden:
-Verzoekster kan niet uitsluiten dat er nog andere bronnen van PFBS zijn die bijdragen aan de lozing van PFBS. Ook kan verzoekster niet het effect van de aanvullende aanpassing bij de afvoer van koelwater inschatten. Verzoekster kan daarom niet aangeven of zij kan voldoen aan de gewijzigde lozingseis.
-De evenredige toegelaten jaarvracht over 2025 bedraagt bij benadering 1,8 kg.
De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoekster die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van het college die pleiten tegen het treffen daarvan.
Verzoekster heeft geen inhoudelijke gronden aangevoerd tegen voorschriften 1.2.1 en 1.2.2 van het bestreden besluit. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding deze voorschriften te schorsen.
Gelet op de inschakeling van de StAB en de belangen van verzoekster waaronder de behoefte om te beproeven of de lozing van PFBS verder kan worden beperkt, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om voorschrift 1.1.1 van het bestreden besluit te schorsen onder strenge voorwaarden. Deze voorwaarden zijn besproken op de zitting en tussen partijen. De voorwaarde waarover geen overeenstemming is bereikt, betreft het bepalen van een vervangende jaarvracht PFBS in 2025. De voorzieningenrechter vindt het noodzakelijk om de jaarvracht PFBS te beperken teneinde te voorkomen dat er geen enkele lozingseis meer geldt. Hierbij stelt de voorzieningenrechter weliswaar als voorwaarde bij de voorlopige voorziening een ruimere lozingseis dan in het bestreden besluit maar deze eis is aanzienlijk strenger dan de hoeveelheid PFBS die in de afgelopen jaren is geloosd. Bovendien gelden daarnaast de andere voorwaarden waardoor de lozing van PFBS wordt beperkt.
Conclusie en gevolgen
De voorzieningenrechter wijst het verzoek gedeeltelijk toe en schorst voorschrift 1.1.1 van het bestreden besluit tot en met de uitspraak van de rechtbank. De voorzieningenrechter zal bepalen dat deze voorlopige voorziening van rechtswege vervalt als niet wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-PFBS mag alleen in de LXF Plant worden gebruikt;
-Er dient gebruik te worden gemaakt van de methodes en wijze van procesvoering beschreven in paraaf 5.2, 5.3 en 6.4 van de brief van 15 november 2024 (de productie in masterbatches, de toevoeging van PFBS via de feeder, de koelwatertechniek en de zuivering met de IEX-resin zuiveringsunit);
-Er mag slechts één masterbatch worden uitgevoerd voor 23 september 2025. Hierbij dient de koelwatertechniek beschreven in paraaf 5.3 van de brief van 15 november 2024 te worden toegepast. Bovendien moet het vrijkomend koelwater worden opgevangen en mag dit koelwater niet worden geloosd zonder voorafgaande goedkeuring van bevoegd gezag;
-De jaarvracht PFBS mag in 2025 niet hoger zijn dan 4 kg.
Als de voorwaarden niet worden nageleefd, vervalt de voorlopige voorziening automatisch (zonder enige tussenkomst van de voorzieningenrechter) en is voorschrift 1.1.1 direct en onverkort van toepassing.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
-schorst voorschrift 1.1.1 van het bestreden besluit tot en met de uitspraak van de rechtbank;
-bepaalt dat deze voorlopige voorziening van rechtswege vervalt als niet wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
∙ PFBS mag alleen in de LXF Plant worden gebruikt;
∙ er dient gebruik te worden gemaakt van de methodes en wijze van procesvoering beschreven in paraaf 5.2, 5.3 en 6.4 van de brief van 15 november 2024;
∙ er mag slechts één masterbatch worden uitgevoerd voor 23 september 2025. Hierbij dient de koelwatertechniek beschreven in paraaf 5.3 van de brief van 15 november 2024 te worden toegepast. Bovendien moet het vrijkomend koelwater worden opgevangen en mag dit koelwater niet worden geloosd zonder voorafgaande goedkeuring van bevoegd gezag;
∙ de jaarvracht PFBS mag in 2025 niet hoger zijn dan 4 kg.