De voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant heeft op 10 juli 2025 (ECLI:NL:RBOBR:2025:3541) bevestigd dat een belangrijk leerstuk uit de handhavingsjurisprudentie ook onder de Omgevingswet blijft gelden, namelijk dat er bij strijd met het omgevingsplan (artikel 5.1, lid 1, onder a Ow) pas sprake is van concreet zicht op legalisering als er een (ontvankelijke) vergunningaanvraag is ingediend.
Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over sanctiebesluiten in verband met het illegaal huisvesten van arbeidsmigranten en illegale bebouwing in en aan een bedrijfswoning en opslag op het perceel. Verzoekers zijn het hier niet mee eens.
Ten tijde van het bestreden besluit was er geen aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend en het college hoefde niet uit eigen beweging na te gaan of de overtredingen zouden kunnen worden gelegaliseerd. Bovendien heeft het college voldoende onderbouwd dat zij, datgene wat in januari 2025 is aangetroffen niet wenst te legaliseren. Het bestreden besluit is in zoverre ook niet onjuist. Deze procedure leent zich niet voor een uitvoerige bespreking van wat er nu wel of niet kan worden gelegaliseerd naar aanleiding van de later ingediende aanvraag of het beleid inzake arbeidsmigranten van de gemeente Oss.
In het bestreden besluit van 20 maart 2025 heeft het college verzoekers aangeschreven de huisvesting van meer dan 2 arbeidsmigranten of personen en kamergewijze verhuur te stoppen, de bewoning van de machineberging te stoppen, illegale bouwwerken en opslag te verwijderen en in overeenstemming te brengen met de omgevingsvergunning van 11 februari 2019.
De last onder dwangsom maakt melding van de volgende geconstateerde feiten:
-de bedrijfswoning, inclusief aangebouwd bijgebouw, is gesplitst in drie zelfstandige wooneenheden en worden bewoond. Er zijn geen doorgangen tussen de drie gedeelten. Eén deel wordt bewoond door verzoeker en zijn gezien, een deel wordt bewoond door arbeidsmigranten werkzaam op het bedrijf en een deel wordt bewoond door arbeidsmigranten die elders werken;
-in de machineberging is een kantine gerealiseerd en zijn op de eerste verdieping 4 slaapplaatsen gerealiseerd;
-rechtsachter de bedrijfswoning wordt een gebouw gerealiseerd met een oppervlakte van 105m 2. Het gebouw heeft een verdiepingsvloer. Het gebouw heeft aan beide zijden een dakkapel tot in de nok. Na het bestreden besluit is een aanvraag ingediend voor een omgevingsplanactiviteit (in afwijking van het omgevingsplan) voor dit gebouw.
-het perceel wordt gebruikt voor de opslag van (gebruikte) bouwmaterialen
-er is een overkapping met een oppervlakte van 75m 2 gebouwd;
-er is buiten het bouwvlak een zeecontainer geplaatst die wordt gebruikt als kantine.
Het college is van mening dat deze feiten overtredingen opleveren van artikel 5.1, eerste lid onder a, en tweede lid onder a, van de Omgevingswet en heeft zowel aan verzoeker als verzoekster 10 lasten onder dwangsom opgelegd , alsmede een last onder bestuursdwang om de bouw van het gebouw rechtsachter de woning te stoppen.
overwegingen over lasten 1, 5 en 6
Last 1 ziet op het in overeenstemming brengen van de bedrijfswoning met de omgevingsvergunning van 11 februari 2019. Last 5 ziet op het huisvesten van personen in afwijking van de omgevingsvergunning van 11 februari 2019. Concreet betekent dit dat in de bedrijfswoning alleen het gezien van verzoeker en maximaal 2 andere personen kamers mogen bewonen. Last 6 ziet op het terugbrengen van het aantal slaapplaatsen in de bedrijfswoning, inclusief aangebouwd bijgebouw naar het aantal in de omgevingsvergunning van 11 februari 2019 waarin 7 slaapkamers aanwezig zijn met elk 1 bed
Volgens verzoekers is de situatie in de bedrijfswoning in overeenstemming met de omgevingsvergunning van 11 februari 2019. Door vergunning te verlenen voor een aanvraag met een tekening met 7 slaapkamers is die situatie legaal en is het gebruik van die slaapkamers gelegaliseerd. Daarnaast zijn verzoekers van mening dat artikel 3.5 van het geldende omgevingsplan (met daarin het bestemmingsplan [naam] 2020) de mogelijkheid biedt om de huisvesting van meer dan één huishouden per woning mogelijk te laten. Verzoekers voegen daar aan toe dat zij een grote behoefte hebben aan arbeidskrachten in hun bedrijf met een jaarronde bedrijfsvoering.
Het college is van mening vergunning te hebben verleend voor de bedrijfswoning en gebruik daarvan door het gezin van verzoeker met maximaal twee inwonenden.
Bij de controle op 13 januari 2025 is geconstateerd dat de woning is verhuurd en dat er op de bovenverdieping 7 slaapkamer zijn waar 10 personen worden gehuisvest die elders werken. De bedrijfswoning is bouwkundig gesplitst in 3 aparte gedeelten.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college op 11 februari 2019 omgevingsvergunning verleend voor de bedrijfswoning en het gebruik daarvan door het gezin van verzoeker met maximaal twee inwonenden en niet voor een bedrijfswoning waar meer inwonenden kunnen worden gehuisvest. Dit volgt niet alleen uit het aanvraagformulier maar ook uit de later ingediende onderbouwing van 20 juni 2018 van [naam] advies. De vergunning is mede op basis van dat advies verleend. In de brief staat dat het voornemen bestaat om naast het gezin van verzoekers twee personen die geen binding hebben met het agrarisch bedrijf te huisvesten. Huisvesting van meer personen is naar het oordeel van de voorzieningenrechter in afwijking van de op 11 februari 2019 verleende vergunning en in strijd met het Omgevingsplan. De bouwkundige splitsing is ook in afwijking van de op 11 februari 2019 verleende omgevingsvergunning. Nu deze splitsing voorziet in bewoning door meer huishoudens is deze bouwkundige aanpassing ook in strijd het Omgevingsplan.
Ten tijde van het bestreden besluit was er geen aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend en het college hoefde niet uit eigen beweging na te gaan of de overtredingen zouden kunnen worden gelegaliseerd. Bovendien heeft het college voldoende onderbouwd dat zij, datgene wat in januari 2025 is aangetroffen niet wenst te legaliseren. Het bestreden besluit is in zoverre ook niet onjuist.
Deze procedure leent zich niet voor een uitvoerige bespreking van wat er nu wel of niet kan worden gelegaliseerd naar aanleiding van de later ingediende aanvraag of het beleid inzake arbeidsmigranten van de gemeente Oss. De voorzieningenrechter beperkt zich tot het treffen van een ordemaatregel op basis van de belangen.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er geen aanleiding om de eerste last te schorsen. Verzoekers zullen de bouwkundige aanpassingen ten opzichte van de op 11 februari 2019 verleende omgevingsvergunning ongedaan moeten maken. Overigens betekent dit niet dat zij de zeven slaapkamers op de bovenverdieping moeten verwijderen want die staan inderdaad op de tekening bij de vergunning van 11 februari 2019.
Verzoekers hebben aangegeven dat het bedrijf behoefte heeft aan arbeiders om te helpen in de bedrijfsvoering. Dit heeft het college als zodanig niet weersproken. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding last 5 te schorsen en hierbij te bepalen dat, als er meer dan 4 personen, anders dan gezinsleden van verzoeker, worden gehuisvest in de bedrijfswoning, mits deze personen werkzaam zijn op het bedrijf van verzoekster, deze schorsing van rechtswege (automatisch) vervalt. Met andere woorden, er mogen maximaal vier arbeidskrachten van het bedrijf van verzoekster, anders dan gezinsleden van verzoeker, worden gehuisvest in de bedrijfswoning. Worden er meer arbeidskrachten gehuisvest of worden er personen gehuisvest die niet werkzaam zijn op het bedrijf van verzoekster, vervalt de schorsing en moet per ommegaande worden voldaan aan last 5. De voorzieningenrechter ziet in aanvulling op deze voorziening geen noodzaak voor het opleggen van last 6 dus zal die last ook schorsen onder dezelfde voorwaarde als de voorziening die wordt getroffen met betrekking tot de vijfde last.