Een interessante uitspraak over de vraag of alvorens een afwijzende beschikking wordt gegeven al dan niet moet worden gehoord op grond van artikel 4:7 Awb.

[verzoeker] betoogt dat de directeur in strijd met artikel 4:7 van de Awb heeft gehandeld door haar niet te horen alvorens op de aanvraag te beslissen. Dit gebrek is in dit geval niet hersteld doordat zij haar zienswijze tijdens de hoorzitting in de bezwaarfase naar voren heeft kunnen brengen. Als zij voorafgaand aan de beslissing op de aanvraag zou zijn gehoord, zou de directeur in het besluit op de aanvraag niet een onjuiste maatstaf hebben gehanteerd. Daar komt bij dat zij in de bezwaarfase niet door de directeur is gehoord, maar door de advocaat van de directeur die zich presenteerde als diens adviseur.
Op grond van artikel 4:7 Awb moet een bestuursorgaan, voor het een aanvraag tot het geven van een beschikking geheel of gedeeltelijk afwijst, de aanvrager in de gelegenheid stellen zijn zienswijze naar voren te brengen, als de afwijzing zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de aanvrager betreffen en die afwijken van gegevens die de aanvrager ter zake zelf heeft verstrekt.
Op de zitting bij de Afdeling is besproken dat het betoog betrekking heeft op informatie over de Alcoholwet die de directeur op het internet heeft opgezocht en heeft betrokken bij het besluit over de afwijzing van de aanvraag. Omdat dit algemene informatie is en geen gegevens zijn over feiten en belangen die de aanvrager betreffen, was de directeur niet gehouden om [verzoeker] te horen alvorens op de aanvraag te beslissen. Nu artikel 4:7 Awb niet is geschonden, wordt niet toegekomen aan de vraag of dit gebrek in de bezwaarfase is geheeld.