Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Uitspraak over belanghebbendheid in relatie tot al dan niet aan de orde zijnde concurrentiebelangen

Op 12 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2410 deed de ABRvS een interessante uitspraak over in hoeverre de eigenaren van congres- en paardencentrum belanghebbende zijn bij een beroep tegen een bestemmingsplan waarbij wordt voorzien in de bouw van een nieuw zwembad op een andere locatie in de gemeente. Appellanten willen dat het locatie van hun congres- en paardencentrum in aanmerking komt voor de bouw van het nieuwe zwembad in plaats van de locatie waar de raad voor heeft gekozen. In de uitspraak komt aan de orde of appellanten belanghebbenden zijn vanwege vermeende concurrentiebelangen in het geval zij op dit moment geen zwembaden exploiteren en dus niet binnen hetzelfde marktsegment werkzaam zijn. Ook wordt ingegaan of appellanten al dan niet potentiële concurrenten zijn.

15 juni 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

Bij besluit van 24 mei 2022 heeft de raad van de gemeente Smallingerland het bestemmingsplan "Drachten, Zwembad de Welle" vastgesteld. Het plan voorziet in de bouw van een nieuw gemeentelijk zwembad aan de Sportlaan in Drachten. [appellant A] en [appellant B] zijn eigenaren van het Fries congres- en paardencentrum Drachten (hierna: het FCD) gelegen op het perceel Oprijlaan 3 in Drachten. Zij willen dat het terrein van het FCD in aanmerking komt voor de bouw van het nieuwe zwembad in plaats van de locatie aan de Sportlaan waar de raad voor heeft gekozen. Daarom zijn zij opgekomen tegen het plan. [appellant A] en [appellant B] hebben geen zienswijzen naar voren gebracht over het ontwerpplan. [appellant A] en [appellant B] betogen, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786, dat hun beroep ontvankelijk is. Zij stellen belanghebbenden te zijn omdat het terrein van het FCD een geschikte locatie is voor de bouw van het zwembad. Dit blijkt volgens [appellant A] en [appellant B] uit een locatieonderzoek uit 2010.

[appellant A] en [appellant B] zullen geen feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervinden van de mogelijk gemaakte ruimtelijke ontwikkeling. [appellant A] en [appellant B] wonen namelijk op een afstand van ongeveer 2 km, respectievelijk 14 km, van het plangebied. Het FCD ligt op een afstand van ongeveer 2,4 km van het plangebied. Daarom overweegt de Afdeling dat [appellant A] en [appellant B] in dit opzicht geen rechtstreeks bij het besluit betrokken belang hebben.

Daarnaast overweegt de Afdeling dat [appellant A] en [appellant B] als eigenaren van het FCD geen concurrentiebelang hebben dat rechtstreeks betrokken is bij het besluit. Een onderneming heeft een concurrentiebelang als zij bedrijfsactiviteiten ontplooit in hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment als waarin de bedrijfsactiviteiten van haar concurrent plaatsvinden. Dat is hier niet het geval. Het FCD werkt namelijk niet binnen hetzelfde marksegment als het zwembad dat met het plan mogelijk wordt gemaakt.

Ook overweegt de Afdeling dat [appellant A] en [appellant B] geen potentiële concurrenten zijn die als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt bij het besluit. Uit de stukken blijkt niet dat [appellant A] en [appellant B] concrete plannen hebben om in hetzelfde marktsegment werkzaam te zijn als het zwembad en zijn begonnen met de uitvoering van die plannen. Zij hebben namelijk geen concrete plannen om zelf, los van het zwembad dat met het besluit mogelijk gemaakt wordt, een zwembad te vestigen op hun gronden.

Verder zijn [appellant A] en [appellant B] ook niet aan te merken als vastgoedeigenaren van een multifunctioneel pand waarin zij de geplande ontwikkeling hadden willen uitvoeren of voor wie de geplande ontwikkeling mogelijk een vastgoedconcurrent oplevert. Het geplande zwembad kan niet, zonder ingrijpende verbouwingen, in het bestaande pand van het FCD worden gevestigd. Het zwembad is ook geen vastgoedconcurrent van [appellant A] en [appellant B] die bijvoorbeeld congresruimte verhuurt.

De wens om het zwembad op het terrein van FCD te vestigen, is onvoldoende om belanghebbende te zijn. Het feit dat het terrein op de groslijst voor potentiële locaties uit 2010 staat en dat [appellant A] en [appellant B] het terrein van FCD als locatie hebben aangedragen, is niet genoeg om hier anders over te oordelen.

Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat [appellant A] en [appellant B] geen belanghebbenden zijn bij het besluit van 24 mei 2022 en dat hun beroep daarom niet-ontvankelijk is.

Artikel delen