Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Uitspraak over bevoegdheid college B & W o.g.v. Bbl stilleggen sloopwerkzaamheden in relatie tot bevoegdheid Arbeidsinspectie

Een interessante uitspraak over de bevoegdheden van het college van B & W inzak het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) in verband met asbest in relatie tot de bevoegdheden van de Nederlandse Arbeidsinspectie. Verzoekster heeft verzocht om een voorlopige voorziening connex aan het bezwaar gericht tegen het onmiddellijk stilleggen van door verzoekster uitgevoerde sloopwerkzaamheden en tegen aan verzoekster opgelegde lasten onder dwangsom.

18 maart 2025

Samenvatting

Samenvatting

Het college van B & W heeft daartoe besloten omdat de sloopmelding van verzoekster niet voldoet aan de indieningsvereisten uit artikel 7.11 Bbl. Het daarbij ingediende asbestinventarisatierapport is volgens verweerder ongeschikt omdat een Polarisatiemicroscopie (PLM)-analyse bij een kleefmonster is gebruikt, terwijl dit onvoldoende is voor het bepalen van de risicoklasse van het aangetroffen asbest. Daarvoor is een Scanning Elektronen Microscopie (SEM)-analyse vereist.

Verzoekster stelt (samengevat) dat uit het specialiteitsbeginsel volgt dat een bestuursorgaan alleen de belangen mag behartigen waarvoor de betrokken wet- of regelgeving een grondslag biedt. De Nederlandse Arbeidsinspectie is namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid inderdaad bevoegd om handhavend op te treden bij overtreding van het Arbeidsomstandighedenbesluit door een werkgever en [naam 5] is bevoegd tot afgifte van certificaten waarover asbestsaneringsbedrijven moeten beschikken. Beide bekijken vanuit hun rol dus ook een asbestinventarisatierapport.

Dat laat echter onverlet dat verweerder op grond van artikel 18.2, eerste lid, van de Omgevingswet, gelezen in samenhang met artikel 4.9 van die wet en artikel 2.2 van het Bbl (waarin is bepaald dat B & W het bevoegd gezag is), bevoegd is om handhavend op te treden bij overtreding van het Bbl. Artikel 7.9 van het Bbl bepaalt dat degene die sloopwerkzaamheden gaat uitvoeren een asbestinventarisatierapport dient te hebben als er een redelijk vermoeden is dat zich in het te slopen bouwwerk asbest of een asbesthoudend product bevindt. Artikel 7.10 van het Bbl bepaalt dat het verboden is sloopwerkzaamheden uit te voeren zonder dit van tevoren te melden, indien hierbij asbest wordt verwijderd. Artikel 7.11, eerste lid, aanhef en onder g, van het Bbl bepaalt vervolgens dat bij de sloopmelding een asbestinventarisatierapport dient te worden overgelegd. Bijlage I bij het Bbl bevat een begrippenoverzicht en bepaalt dat een asbestinventarisatierapport een rapport is dat voldoet aan de eisen bedoeld in artikel 4.54a, eerste, derde en vierde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Indien het overgelegde asbestinventarisatierapport dus niet voldoet aan deze eisen uit artikel 4.54a van het Arbeidsomstandighedenbesluit, is geen sloopmelding ingediend en mag niet gesloopt worden.

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster gericht tegen het onmiddellijk stilleggen door verweerder van door verzoekster uitgevoerde sloopwerkzaamheden en tegen aan verzoekster opgelegde lasten onder dwangsom.

In het bestreden besluit van 28 januari 2025 heeft verweerder de eerder mondeling opgelegde onmiddellijke stillegging van de sloopwerkzaamheden die door verzoekster werden uitgevoerd in het appartement aan de [adres] in [plaats 2] geformaliseerd. Daarnaast zijn twee lasten aan verzoekster opgelegd namelijk: het staken van de sloopwerkzaamheden en het voorkomen van herhaling van overtreding van artikel 7.10, eerste lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en artikel 7.9, eerste lid, van het Bbl, gelezen in samenhang met artikel 4.54a, eerste, derde en vierde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

Verweerder heeft per brief van 14 januari 2025 te kennen gegeven dat de sloopmelding van verzoekster niet voldoet aan de indieningsvereisten uit artikel 7.11 van het Bbl.

De werkzaamheden mogen niet zonder een goedgekeurde sloopmelding plaatsvinden. Er is sprake van overtreding van artikel 7.10, eerste lid, van het Bbl, namelijk slopen zonder goedgekeurde sloopmelding.

In het bestreden besluit van 28 januari 2025 is de mondelinge stillegging van 24 januari 2025 geformaliseerd en zijn lasten onder dwangsom opgelegd voor het verrichten van de werkzaamheden zonder de sloopmelding op de locatie. Tijdens de controle van de toezichthouder op 24 januari 2025 is geconstateerd dat verzoekster is begonnen met de voorbereidende werkzaamheden voor de asbestverwijdering.

Er is dus sprake van asbestverwijderingswerkzaamheden zonder dat hiervoor een goedgekeurde sloopmelding is gedaan. Er is dus sprake van een overtreding van artikel 7.10, eerste lid, en artikel 7.9, eerste lid, van het Bbl in samenhang gelezen met artikel 4.54a, eerste, derde en vierde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

Verzoekster stelt (samengevat) dat uit het specialiteitsbeginsel volgt dat een bestuursorgaan alleen de belangen mag behartigen waarvoor de betrokken wet- of regelgeving een grondslag biedt. De regels over asbestverwijdering zijn grotendeels opgesteld om te borgen dat werknemers op een veilige wijze hun werk kunnen doen. De Nederlandse Arbeidsinspectie is daarvoor verantwoordelijk en die heeft op 15 januari 2025 een inspectie uitgevoerd, het asbestinventarisatierapport getoetst en dat akkoord bevonden. Daarmee voldoen de sloopmelding en het asbestinventarisatierapport van verzoekster aan de wet- en regelgeving. Ook de certificerende instelling [naam 5] heeft bij verzoekster een audit uitgevoerd en geen overtredingen geconstateerd. Verweerder was niet bevoegd om op grond van regels betreffende arbeidsomstandigheden en certificering van verzoekster te eisen dat zij KM-01 met een SEM-analyse zou laten onderzoeken en dus ook niet bevoegd om de last op te leggen.

Verweerder stelt (samengevat) in het verweerschrift dat het specialiteitsbeginsel niet wordt geschonden als handhavend wordt opgetreden tegen de sanering van asbest zonder melding als bedoeld in artikel 7.11 van het Bbl in het kader van het waarborgen van de veiligheid en het beschermen van de gezondheid in de directe omgeving van bouw- en sloopwerkzaamheden.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is geen sprake van schending van het specialiteitsbeginsel.

De Nederlandse Arbeidsinspectie is namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid inderdaad bevoegd om handhavend op te treden bij overtreding van het Arbeidsomstandighedenbesluit door een werkgever en [naam 5] is bevoegd tot afgifte van certificaten waarover asbestsaneringsbedrijven moeten beschikken. Beide bekijken vanuit hun rol dus ook een asbestinventarisatierapport.

Dat laat echter onverlet dat verweerder op grond van artikel 18.2, eerste lid, van de Omgevingswet, gelezen in samenhang met artikel 4.9 van die wet en artikel 2.2 van het Bbl, bevoegd is om handhavend op te treden bij overtreding van het Bbl. Artikel 7.9 van het Bbl bepaalt dat degene die sloopwerkzaamheden gaat uitvoeren een asbestinventarisatierapport dient te hebben als er een redelijk vermoeden is dat zich in het te slopen bouwwerk asbest of een asbesthoudend product bevindt. Artikel 7.10 van het Bbl bepaalt dat het verboden is sloopwerkzaamheden uit te voeren zonder dit van tevoren te melden, indien hierbij asbest wordt verwijderd. Artikel 7.11, eerste lid, aanhef en onder g, van het Bbl bepaalt vervolgens dat bij de sloopmelding een asbestinventarisatierapport dient te worden overgelegd. Bijlage I bij het Bbl bevat een begrippenoverzicht en bepaalt dat een asbestinventarisatierapport een rapport is dat voldoet aan de eisen bedoeld in artikel 4.54a, eerste, derde en vierde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Indien het overgelegde asbestinventarisatierapport dus niet voldoet aan deze eisen uit artikel 4.54a van het Arbeidsomstandighedenbesluit, is geen sloopmelding ingediend en mag niet gesloopt worden. In het derde lid van artikel 4.54a van het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt ten slotte aangegeven dat de resultaten van de asbestinventarisatie en de indeling in een risicoklasse, bedoeld in het tweede lid van artikel 4.54a van het Arbeidsomstandighedenbesluit, worden opgenomen in een inventarisatierapport. Dat betekent dat verweerder bij de eigen beoordeling van het ingediende asbestinventarisatierapport ook de indeling in een risicoklasse moet beoordelen.

Artikel delen