Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Uitspraak over inwerkingtreding omgevingsvergunning Omgevingswet (art. 16.79 Ow)

De uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland van 15 juli 2025, ECLI:NL:RBNNE:2025:2800 gaat over een verzoek om een voorlopige voorziening in verband met een omgevingsvergunning voor de vestiging van een sportschool. Verzoekers zijn het niet eens met de verleende vergunning en hebben tegen het besluit bezwaar gemaakt.

14 July 2025



Vergunninghouder heeft een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het vestigen van een sportschool in Hoogeveen. De sportschool wordt gevestigd op de bovenverdieping van een leegstaand pand. Het college heeft de omgevingsvergunning met het besluit van 27 januari 2025, verzonden op 28 januari 2025, verleend. Deze omgevingsvergunning ziet op een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) en een technische bouwactiviteit.

Verzoekers houden beiden een sportschool in Hoogeveen. Zij hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.

In de tekst van de omgevingsvergunning staat dat de vergunning op grond van artikel 16:79, lid 1 Omgevingswet (Ow) de dag na toezending van het besluit inwerking treedt. Vervolgens staat in de omgevingsvergunning ook dat de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning wordt opgeschort, indien een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingediend. Echter, nu het besluit de dag na verzending al inwerking is getreden, is opschorting van die inwerkingtreding achteraf niet mogelijk. De rechtbank stelt vast dat de omgevingsvergunning de dag na bekendmaking in werking is getreden en vergunninghouder op dit moment van die omgevingsvergunning gebruik kan maken.

De voorzieningenrechter kan op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) “een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist”. Vaste jurisprudentie is dat bij financiële gevolgen, zoals in deze zaak, dat niet snel het geval is. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement, of acute financiële nood is, neemt de voorzieningenrechter aan dat spoedeisend belang ontbreekt, zodat hij alleen al daarom geen voorlopige voorziening treft. Van een acute financiële noodsituatie kan sprake zijn als de continuïteit van de bedrijfsvoering in gevaar komt als geen voorlopige voorziening wordt getroffen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat geen sprake is van een zodanig spoedeisend belang, dat de beslissing op bezwaar niet kan worden afgewacht.

YS: Artikel 16.79, lid 2 Ow bevat een bepaling dat bij mogelijk onomkeerbare gevolgen in de omgevingsvergunning moet worden bepaald dat deze in werking treedt 4 weken sinds de dag van bekendmaking of terinzagelegging. Daaraan is in de omgevingsvergunning in dit geval geen toepassing gegeven.

Artikel delen