Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Uitspraak over maatwerkvoorschrift geur op basis van het Bal

De Rechtbank Rotterdam heeft op 10 september 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:10717 uitspraak gedaan over een #maatwerkvoorschrift inzake het voorkomen van geurhinder.

10 September 2025

Samenvatting

Samenvatting

Verzoekster verricht een milieubelastende activiteit. De #MBA betreft glastuinbouw (art. 3.205 Besluit activiteiten leefomgeving, #Bal).

De activiteit omvat de teelt van cannabis in een glastuinbouwcomplex.

In art. 4.5 Ow in samenhang met art. 2.13 Bal, in samenhang met art. 4.22 Ow en de artt. 2.2 en 2.11 Bal staat met het oog op welke belangen #maatwerkvoorschriften worden gesteld. Het voorkomen of beperken van geurhinder is onderdeel van de belangen die het Bal behartigt (art. 2.2 Bal) en maakt onderdeel uit van de specifieke zorgplicht (art. 2.11 Bal).

De enkele omstandigheid dat ten tijde v.h. maatwerkbesluit geen geuronderzoek voorhanden was, betekent niet dat het college niet ambtshalve over kon gaan tot het stellen van de voorschriften van het maatwerkbesluit. Het college heeft ter zitting uitgelegd dat het Geurhinderbeleid uitgaat van de situatie dat een initiatiefnemer, alvorens een MBA te starten, zelf een onderzoek laat uitvoeren naar relevante milieuaspecten zoals geur. Zo’n onderzoek, dat onderdeel is van een aanvraag om omgevingsvergunning of een melding, wordt aan de hand van het Geurhinderbeleid beoordeeld.

In dit geval echter is verzoekster begonnen met het op grote schaal telen van cannabis in kassen die het grootste deel van de dag geopend zijn. Met alle geurgevolgen van dien voor de omgeving. Na controle en op verzoek van de toezichthouder is in juli 2023 een melding ingediend. Eerst kort voor de hoorzitting in bezwaar is een eerste onderzoek naar de geurbelasting in de omgeving ingediend, waarvan de resultaten als voorlopig moesten worden beschouwd. Dat terwijl uit een geurklachtenanalyse van DCMR blijkt dat reeds in november 2023 een eerste geurklacht is ingediend, waarna er sindsdien tot op heden meer dan 2000 zijn gevolgd.

De vzr. kan volgen dat ambtshalve tot het stellen van maatwerkvoorschriften is overgegaan. Temeer daar het eerder gekozen spoor van handhaving van de specifieke zorgplicht (art. 2.11 Bal) strandde bij de vzr. Het Geurhinderbeleid verzet zich er overigens ook niet tegen dat maatwerkvoorschriften worden gesteld zonder dat het in het beleid bedoelde onderzoek voorhanden is.

De vzr. oordeelt dat de aan het bedrijf opgelegde maatwerkvoorschriften i.v.m. geurhinder v.d. omwonenden voorlopig in stand kunnen blijven. Het college heeft inzichtelijk gemaakt wat in de omgeving een ‘aanvaardbaar geurhinderniveau’ is en dat het daarover voorschriften heeft mogen stellen. Het is onwenselijk dat deze situatie nog langer voortduurt en de vzr. betwijfelt of de met door de verzoekster ingeschakelde deskundige genoemde maatregelen zicht is op aanzienlijke verbetering daarvan op korte termijn.

Artikel delen