Zoals inmiddels wel bekend zijn er onder de Omgevingswet meer vereisten opgenomen inzake participatie. Zo is in het kader van de procedure voor een wijziging van een omgevingsplan in artikel 10.2, lid 1 van het Omgevingsbesluit bepaald dat bij de kennisgeving van het voornemen om een omgevingsplan vast te stellen, bedoeld in artikel 16.29 Omgevingswet, wordt aangegeven hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding worden betrokken (in artikel 16.29 Omgevingswet is bepaald dat van het voornemen om een omgevingsplan vast te stellen wordt kennisgegeven op de in artikel 12 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze).
De participatie vindt dus plaats in de fase voorafgaand aan de formele besluitvormingsprocedure, en dus nog voordat een ontwerpbesluit ter inzage is gelegd (Kamerstukken II, 2014–2015, 33 962, nr. 93). Bij het vaststellen van een omgevingsplan wordt aangegeven hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn. Daarbij wordt aangegeven op welke wijze invulling is gegeven aan het toepasselijke decentrale participatiebeleid (artikel 10.2, lid 2 Omgevingsbesluit).
In de uitspraak ABRvS 31 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5466 was nog de vaststelling van een bestemmingsplan op basis van de Wro aan de orde. In deze uitspraak kwam aan de orde wat er onder de Wro gold inzake participatie bij de vaststelling van een bestemmingsplan.
[appellant] en anderen betogen dat de participatie en inspraak over het bestemmingsplan onvoldoende is geweest. Anders dan het geven van voorlichting tijdens een inloopbijeenkomst heeft geen overleg plaatsgevonden met omwonenden, terwijl in de informatiekrant de schijn werd gewekt dat dit veelvuldig zou gebeuren, en dat dit tot aanpassingen van het plan zou kunnen leiden. Ook heeft de raad omwonenden er ten onrechte niet van op de hoogte gebracht dat het ontwerpbestemmingsplan op een later moment dan het in het informatiekrant genoemde moment ter inzage zou worden gelegd. Verder zijn afspraken die op de inloopbijeenkomsten met aanwezigen zijn gemaakt niet nagekomen. Zo heeft het keukentafelgesprek dat vóór de terinzagelegging met een aantal bewoners van Toor over hun vragen en zorgen met betrekking tot de bezonningstudies zou worden gehouden, niet plaatsgevonden. Evenmin is de klankbordgroep opgericht waarbij de gemeente samen met Woonforte en een groep omwonenden in gesprek zou gaan om het plan wat betreft leefbaarheid te verbeteren. Ook is van de nieuwsbrief waarmee omwonenden op de hoogte zouden worden gehouden van plannen en ontwikkelingen niets terecht gekomen.
De Afdeling stelt vast dat in paragraaf 9.1 van de plantoelichting is toegelicht dat omwonenden en belanghebbenden door middel van een informatiekrant en twee inloopbijeenkomsten op de hoogte zijn gebracht van de beoogde ontwikkeling. Deze inloopbijeenkomsten hebben plaatsgevonden op 13 en 14 december 2022, en de informatiekrant is naar ruim 700 omwonenden verstuurd. Het verslag van deze inloopbijeenkomsten is opgenomen als bijlage 12 bij de plantoelichting. In het verslag wordt vermeld dat vlak voor de terinzagelegging een keukentafelgesprek zou worden gevoerd met een aantal bewoners van woongebouw Toor om vragen en zorgen over de bezonning en het uitzicht op de hoge toren aan de kant van het station te bespreken. Voorts wordt vermeld dat een aantal omwonenden interesse had in deelname aan een klankbordgroep. Deze zou zo mogelijk worden opgericht om meningen en inzichten over het project te delen om zo het bouwproces te verbeteren.
De Afdeling overweegt dat het bieden van inspraak voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan geen onderdeel uitmaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) geregelde bestemmingsplanprocedure. Het niet of het op een andere dan door [appellant] en anderen gewenste wijze bieden van inspraak in die fase heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan.
De Afdeling stelt vast dat het bestemmingsplan is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb. In overeenstemming met deze procedure zijn omwonenden in de gelegenheid gesteld om een zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan naar voren te brengen. In de informatiekrant is vermeld dat het ontwerpbestemmingsplan in het voorjaar en de zomer van 2023 ter inzage zou worden gelegd, en dat omwonenden daarop konden reageren door het inbrengen van hun mening middels een zienswijze. Het plan is op 23 maart 2023 gedurende zes weken ter inzage gelegd. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de raad ten onrechte het ontwerpbestemmingsplan op een later moment dan het in de informatiekrant genoemde moment ter inzage heeft gelegd.
Ten aanzien van de klankbordgroep overweegt de Afdeling dat de instelling van deze klankbordgroep geen betrekking heeft op de inspraakmogelijkheden vóór de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. Dat de klankbordgroep nog niet was opgericht voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan kan daarom niet tot vernietiging van het bestemmingsplan leiden. Het keukentafelgesprek heeft evenmin betrekking op inspraakmogelijkheden voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Uit het verslag van de inloopbijeenkomsten blijkt dat het keukentafelgesprek vooral bedoeld was om vragen en zorgen te bespreken en om aanvullende beelden uit de bezonningsstudie en perspectieven van het uitzicht vanuit de verschillende woningen die uitkijken op het Noorderlicht te tonen. In de omstandigheid dat aan de aankondigingen in de informatiekrant niet volledig gevolg is gegeven ziet de Afdeling, hoe betreurenswaardig dat ook is, geen aanleiding voor vernietiging van het bestemmingsplan. Daarbij acht de Afdeling van belang dat [appellant] en anderen in beroep alsnog hun gronden naar voren hebben kunnen brengen.